Examentraining vragen en antwoorden

Examentraining vragen en antwoorden
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Examentraining vragen en antwoorden

Slide 1 - Diapositive

Wat gaat er vaak mis?
Leerling gaat intuïtief van een vraag meteen naar een antwoord 
--> Proces vertragen

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Stap 1
Stap 1: Bepaal wat je moet doen.
Dit doe je door de vraagstructuur te noteren.
Vraagstructuur =
• instructie(werk)woord (het ‘doe-woord’)
• het ‘onderwerp’
• eventueel: verplicht gegevens-
brongebruik/noteringsvoorwaarde

Antwoordstructuur =
• Instructiewerkwoord als zelfstandig naamwoord (uitleggen -> uitleg)
• het ‘onderwerp’ (zelfstandig naamwoord)
• + eventueel verplicht gegevensgebruik
Wanneer moet je extra goed opletten?
• Ontbreken van instructiewoorden
• Twee kanten moeten belichten
• Twee vragen in een vraag
• Ontkenning in de vraag
1 2
3 4
5 6

Slide 4 - Diapositive

Stap 2
Stap 2: Bepaal wat je antwoord moet bevatten. Dit doe je door de
vraagstructuur om te zetten naar een antwoordstructuur.
Antwoordstructuur =
• Instructiewerkwoord als zelfstandig naamwoord (uitleggen -> uitleg)
• het ‘onderwerp’ (zelfstandig naamwoord)
• + eventueel verplicht gegevensgebruik



5 6

Slide 5 - Diapositive

Wanneer moet je extra goed opletten?


- Ontbreken van instructiewoorden
- Twee kanten moeten belichten
- Twee vragen in een vraag
-Ontkenning in een vraag

Slide 6 - Diapositive

Stap 3
Stap 3: Maak de antwoordstarter
Antwoordstarter =
• Neem het onderwerp (herhaal de vraag)
• Neem het signaalwoord dat past bij de relatie/het verband (bijv.
reden > omdat) en plak het achter de vraagherhaling.
• Voeg het ‘hulpmiddel’ toe.
• Nb: altijd beginnen met onderwerp; daarna of signaalwoord of
hulpmiddel eerst e.a.

Geef twee fysisch-geografische redenen waarom de
hoogwatergeul juist op de in bron 1 aangelegde locatie is
aangelegd. (vwo – ak 2017 2e tv)
Vraag herhalen:
• De hoogwatergeul is juist aangelegd,....
Hulpmiddel:
• Dat is in de bron te zien aan......
Voegwoord ‘reden’:
• omdat.... (2 fys-geo redenen)
Controle
Stap 4: Controleer tussentijds altijd op:
• Bevatten mijn vraag- en antwoordstructuur dezelfde elementen?
• Past de antwoordstarter bij de antwoordstructuur?
• Zitten in mijn antwoord dezelfde elementen als in de
vraagstructuur?
AANPAK VRAAG-ANTWOORDSTRUCTUREN
Bepaal wat je moet doen. Dit doe je door de vraagstructuur te noteren.
+ instructie(werk)woord (het ‘doe-woord’)
+ het ‘onderwerp’
+ eventuele verplicht gegevensgebruik/noteringsvoorwaarde
Bepaal wat je antwoord moet bevatten. Dit doe je door de vraagstructuur om te
zetten naar een antwoordstructuur.
+ Instructiewerkwoord als zelfstandig naamwoord (uitleggen -> uitleg)
+ het ‘onderwerp’ (zelfstandig naamwoord)
+ eventueel verplicht gegevensgebruik
+ Neem het onderwerp (herhaal de vraag)
+ Neem het signaalwoord dat past bij de relatie/het verband (bijv. oorzaak >
doordat) en plak het achter
de vraagherhaling.
+ Voeg het ‘hulpmiddel’ toe.
Controleer of in de vraagstructuur, antwoordstructuur en antwoordstarter dezelfde
elementen zitten.
7 8
9 10

Slide 7 - Diapositive

Voorbeeld
Gebruik bron 1.
Geef twee fysisch-geografische redenen waarom de
hoogwatergeul juist op de in bron 1 aangelegde locatie is
aangelegd. (vwo – ak 2017 2e tv)
Vraag herhalen:
• De hoogwatergeul is juist aangelegd,....
Hulpmiddel:
• Dat is in de bron te zien aan......
Voegwoord ‘reden’:
• omdat.... (2 fys-geo redenen)


• Bevatten mijn vraag- en antwoordstructuur dezelfde elementen?
• Past de antwoordstarter bij de antwoordstructuur?
• Zitten in mijn antwoord dezelfde elementen als in de
vraagstructuur?
AANPAK VRAAG-ANTWOORDSTRUCTUREN
Bepaal wat je moet doen. Dit doe je door de vraagstructuur te noteren.
+ instructie(werk)woord (het ‘doe-woord’)
+ het ‘onderwerp’
+ eventuele verplicht gegevensgebruik/noteringsvoorwaarde
Bepaal wat je antwoord moet bevatten. Dit doe je door de vraagstructuur om te
zetten naar een antwoordstructuur.
+ Instructiewerkwoord als zelfstandig naamwoord (uitleggen -> uitleg)
+ het ‘onderwerp’ (zelfstandig naamwoord)
+ eventueel verplicht gegevensgebruik
+ Neem het onderwerp (herhaal de vraag)
+ Neem het signaalwoord dat past bij de relatie/het verband (bijv. oorzaak >
doordat) en plak het achter
de vraagherhaling.
+ Voeg het ‘hulpmiddel’ toe.
Controleer of in de vraagstructuur, antwoordstructuur en antwoordstarter dezelfde
elementen zitten.
7 8
9 10

Slide 8 - Diapositive

Stap 4
Stap 4: Controleer tussentijds altijd op:
- Bevatten mijn vraag en antwoordstructuur dezelfde elementen?
- Past de antwoordstarter bij de antwoordstructuur
- Zitten in mijn antwoorden dezelfde elementen als in de vraagstructuur?

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive