Zwakke en sterke werkwoorden


Schrijf in de verleden tijd
zwakke werkwoorden
ik [werken]
1 / 38
suivant
Slide 1: Question ouverte
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 25 min

Éléments de cette leçon


Schrijf in de verleden tijd
zwakke werkwoorden
ik [werken]

Slide 1 - Question ouverte


Schrijf in de verleden tijd
zwakke werkwoorden
jij [gebruiken]

Slide 2 - Question ouverte


Schrijf in de verleden tijd
zwakke werkwoorden
hij [dansen]

Slide 3 - Question ouverte


Schrijf in de verleden tijd
zwakke werkwoorden
het [gebeuren]

Slide 4 - Question ouverte


Schrijf in de verleden tijd
zwakke werkwoorden
we [beschermen]

Slide 5 - Question ouverte


Schrijf in de verleden tijd
zwakke werkwoorden
jullie [reizen]

Slide 6 - Question ouverte


Schrijf in de verleden tijd
zwakke werkwoorden
ze [kussen]

Slide 7 - Question ouverte

Zwakke werkwoorden
Je schrijft bijvoorbeeld ik werkte, maar ik hoorde.
Hoe weten we nu of de verleden tijd op -te(n) of -de(n) eindigt?
We hebben daar een regel voor:

Als de stam eindigt op een medeklinker uit

't kofschip
schrijven we de uitgang -te(n)

Voorbeeld: werkte, schepte, kostte.

Slide 8 - Diapositive


Zwakke werkwoorden
Welke verleden tijd is goed? (gebruik 't kofschip)
mijn zus [bakken] koekjes
A
bakde
B
baktte
C
bakte
D
bakten

Slide 9 - Quiz


Zwakke werkwoorden
Welke verleden tijd is goed? (gebruik 't kofschip)
Rob [fietsen] vroeger heel graag
A
fietstte
B
fietste
C
fietsde
D
fietsten

Slide 10 - Quiz


Zwakke werkwoorden
Welke verleden tijd is goed? (gebruik 't kofschip)
[studeren] je vaak voor je lessen?
A
studeerte
B
studeerde
C
studeerden
D
studeerdte

Slide 11 - Quiz


Zwakke werkwoorden
Welke verleden tijd is goed? (gebruik 't kofschip)
jullie [gebruiken] geen handschoenen
A
gebruikten
B
gebruiktten
C
gebruikden
D
gebruikte

Slide 12 - Quiz


Zwakke werkwoorden
Welke verleden tijd is goed? (gebruik 't kofschip)
Ann en Maria [feesten] tot laat in de avond
A
feesten
B
feesden
C
feestten
D
feestte

Slide 13 - Quiz


Zwakke werkwoorden
Welke verleden tijd is goed? (gebruik 't kofschip)
Waar [horen] je dat verhaal?
A
hoorden
B
horde
C
hoordde
D
hoorde

Slide 14 - Quiz


Schrijf het werkwoord in de verleden tijd
sterke werkwoorden
ik [kopen] gisteren een boek

Slide 15 - Question ouverte


Schrijf het werkwoord in de verleden tijd
sterke werkwoorden
Saartje [houden van] Barbie

Slide 16 - Question ouverte


Schrijf het werkwoord in de verleden tijd
sterke werkwoorden
papa en mama [geven] ons veel cadeautjes

Slide 17 - Question ouverte


Schrijf het werkwoord in de verleden tijd
sterke werkwoorden
Max en ik [eten] alles op

Slide 18 - Question ouverte


Schrijf het werkwoord in de verleden tijd
sterke werkwoorden
Jan [brengen] Anneke naar huis

Slide 19 - Question ouverte


Schrijf het werkwoord in de verleden tijd
sterke werkwoorden
de man [slaan] de arme hond

Slide 20 - Question ouverte


Schrijf het werkwoord in de verleden tijd
sterke werkwoorden
vannacht [vriezen] het hard

Slide 21 - Question ouverte


Schrijf het werkwoord in de verleden tijd
sterke werkwoorden
Piet [vragen] hoe oud ik ben

Slide 22 - Question ouverte


Schrijf het werkwoord in de verleden tijd
sterke werkwoorden
hij zei dat het hem erg [spijten]

Slide 23 - Question ouverte


Schrijf het werkwoord in de verleden tijd
sterke werkwoorden
een dief [stelen] gisteren mijn juwelen

Slide 24 - Question ouverte

sterke werkwoorden
Werkwoord
Tegenwoordige tijd (stam)
Verleden tijd enkelvoud
liggen
???
???
liggen lig lag
bewaren
toon uitleg

Slide 25 - Diapositive


sterke werkwoorden
Werkwoord
Tegenwoordige tijd (stam)
Verleden tijd enkelvoud
liggen
???
???

Slide 26 - Question ouverte


sterke werkwoorden
Werkwoord
Tegenwoordige tijd (stam)
Verleden tijd enkelvoud
blijken
???
???

Slide 27 - Question ouverte


sterke werkwoorden
Werkwoord
Tegenwoordige tijd (stam)
Verleden tijd enkelvoud
knijpen
???
???

Slide 28 - Question ouverte


sterke werkwoorden
Werkwoord
Tegenwoordige tijd (stam)
Verleden tijd enkelvoud
sterven
???
???

Slide 29 - Question ouverte


sterke werkwoorden
Werkwoord
Tegenwoordige tijd (stam)
Verleden tijd enkelvoud
vliegen
???
???

Slide 30 - Question ouverte


sterke werkwoorden
Werkwoord
Tegenwoordige tijd (stam)
Verleden tijd enkelvoud
bedriegen
???
???

Slide 31 - Question ouverte


sterke werkwoorden
Werkwoord
Tegenwoordige tijd (stam)
Verleden tijd enkelvoud
bijten
???
???

Slide 32 - Question ouverte


sterke werkwoorden
Werkwoord
Tegenwoordige tijd (stam)
Verleden tijd enkelvoud
grijpen
???
???

Slide 33 - Question ouverte


sterke werkwoorden
Werkwoord
Tegenwoordige tijd (stam)
Verleden tijd enkelvoud
helpen
???
???

Slide 34 - Question ouverte


sterke werkwoorden
Werkwoord
Tegenwoordige tijd (stam)
Verleden tijd enkelvoud
geven
???
???

Slide 35 - Question ouverte


sterke werkwoorden
Werkwoord
Tegenwoordige tijd (stam)
Verleden tijd enkelvoud
schrikken
???
???

Slide 36 - Question ouverte


Wat vond je van de les?
A
B
C
D

Slide 37 - Quiz


Dat was het weer voor deze les 
Hieronder kun je schrijven als je een boodschap achter wilt laten.

Slide 38 - Question ouverte