Les 1 woordenschat: woordbetekenissen zoeken

les 1 woordenschat
planning:

- leerdoelen van deze les
- theorie woordbetekenissen
- aantekeningen maken
- opdrachten maken (1 + 3)
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

les 1 woordenschat
planning:

- leerdoelen van deze les
- theorie woordbetekenissen
- aantekeningen maken
- opdrachten maken (1 + 3)

Slide 1 - Diapositive

leerdoelen 11/3 + 14/3
Je weet hoe je achter de betekenis van een moeilijk woord kunt komen.

Je weet hoe je een woordenboek kunt gebruiken.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Lien

WOORDENSCHAT H1 
- Pak je lesboek en je schrift  (Byron en Olivier: laptop) erbij.
- Ga in je boek naar H1 Woordenschat. 
- Lees de theorie in het groene kader.
- Zorg voor overzicht in jouw schrift:
1. Begin op een nieuwe pagina.
2. Noteer duidelijk om welk hoofdstuk het gaat en om welke opdrachten.
3. Zet je aantekeningen bij het juiste hoofdstuk.
Toets: donderdag 11 april

Slide 4 - Diapositive

WOORDENSCHAT H1
Lesboek : maken opdracht 1 + 3
H1: woordbetekenissen zoeken



Slide 5 - Diapositive

Woordbetekenissen
Strategie
Raden
Opzoeken

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

-zoeken naar synoniem (stap 1)
- omschrijving woord (stap 1)
- voorbeeld (stap 1)
- tegenstelling (stap 1)
- bekend woorddeel (stap 2)
- woordenboek (stap 4)
Noteer in je schrift:
Stappenplan bij een moeilijk woord in de tekst

Slide 8 - Diapositive

Van welke woordraadstrategie is 'kijken en zien' een voorbeeld?
A
voorbeeld
B
tegenstelling
C
bekend woorddeel
D
synoniem

Slide 9 - Quiz


Welke strategie moet je gebruiken om de betekenis van het vetgedrukte woord te bepalen?
Ooit voeren hier schepen naar Duitsland; nu is het een stil , landelijk stukje in de stad
A
In de zin staat een voorbeeld bij het groot gedrukte woord
B
In de zin staat een synoniem van het groot gedrukte woord
C
In de zin staat een tegenstelling van het groot gedrukte woord
D
In de zin staat een omschrijving van het groot gedrukte woord

Slide 10 - Quiz


Welke strategie moet je gebruiken om de betekenis van het vetgedrukte woord te bepalen?
Tieners stellen strikte normen: wie van de leeftijdsgenoten een beetje uit de pas loopt, krijgt het meteen te horen. 
A
Er staat een voorbeeld bij de vetgedrukte tekst
B
Er staat een synoniem van de vetgedrukte tekst
C
Er staat een tegenstelling van de vetgedrukte tekst
D
Er wordt een omschrijving gegeven van de vetgedrukte tekst.

Slide 11 - Quiz


Welke strategie moet je gebruiken om de betekenis van het vetgedrukte woord te bepalen?
Mens- en diervriendelijk breien doe je met synthetisch garen. Dat kunstmatige materiaal wordt ook voor veel andere kleding gebruikt.. 
A
Er staat een voorbeeld van het vetgedrukte woord
B
Er staat een synoniem van het vetgedrukte woord
C
Er staat een tegenstelling van het vetgedrukte woord
D
Er staat een omschrijving van het vetgedrukte woord

Slide 12 - Quiz


Welke strategie moet je gebruiken om de betekenis van het vetgedrukte woord te bepalen?

Chique sjaals, zoals de heerlijke zachte sjaals van Espresso, staan prachtig op een T-shirt. 
A
In de zin wordt een tegenstelling gegeven van het vetgedrukte woord
B
In de zin staat een omschrijving van het vetgedrukte woord
C
In de zin staat een synoniem van het vetgedrukte woord
D
In de zin staat een voorbeeld bij het vetgedrukte woord

Slide 13 - Quiz

Noem een signaalwoord van een voorbeeld.

Slide 14 - Question ouverte

opdracht 1                                  p.26
Zoek de betekenis van het woord dat met hoofdletters is geschreven m.b.v. de woordraadstrategie die voor de zin staat.

Slide 15 - Diapositive

Antwoorden opdracht 1
1 perceel = terrein
2 grensrechter = iemand die de scheidsrechter bij voetbal ondersteunt
3 specerijen = geurende plantaardige stoffen om het eten mee op smaak te brengen
4 ongelimiteerd = onbeperkt
5 grensoverschrijdend = wat een grens overgaat
6 geografie = aardrijkskunde

Slide 16 - Diapositive

Antwoorden opdracht 3
1 munteenheid, muntsoort voorbeeld
2 flats, hoge gebouwen bekend woorddeel
3 gevaarlijk tegenstelling
4 mensen die niet goed kunnen lezen omschrijving
5 suikerziekte synoniem

Slide 17 - Diapositive

Kijkopdracht:

Je gaat kijken naar een uitleg over het gebruik van een woordenboek.

Maak aantekeningen en geef antwoord op de volgende vragen:


1. Wat is een trefwoord?

2. Hoe vind je de basisvorm van een woord?

3. Waarom is het alfabet belangrijk?

4. Wat zijn richtwoorden?

5. Waarom is de context van het woord belangrijk?


Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo

Slide 20 - Diapositive

bespreken antwoorden
1. Wat is een trefwoord?
2. Hoe vind je de basisvorm van een woord?
3. Waarom is het alfabet belangrijk?
4. Wat zijn richtwoorden?
5. Waarom is de context van het moeilijke woord belangrijk?

Slide 21 - Diapositive

Aan de slag
Maak van H1 Woordenschat opdracht 2 een woordenlijst:
schrijf het onderstreepte woord op met de juiste betekenis.
Dit heb je nodig voor de toets.

Maken H2 Woordenschat startopdracht

Slide 22 - Diapositive