29-9-23 tweede les

29-9-23 tweede les: unit 1.4
Grammar unit 1.4 
-You can use intensifiers
-You can say where something is
Practise expressions unit 1
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

29-9-23 tweede les: unit 1.4
Grammar unit 1.4 
-You can use intensifiers
-You can say where something is
Practise expressions unit 1

Slide 1 - Diapositive

Grammar: intensifiers
Intensifiers zijn bijwoorden die je gebruikt om de betekenis van een woord te versterken.
In NL gebruiken we erg / echt

Examples:
John is ill - John is very ill.
I am so tired!
This bag is too heavy.

Slide 2 - Diapositive

Practise using intensifiers
Study the grammar box on page 30
Welke veelgebruikte versterkers ken jij al? Ken jij er nog meer?
Do ex 6

Slide 3 - Diapositive

prepositions of place

Slide 4 - Diapositive


Prepositions of place

Slide 5 - Diapositive

Prepositions of place
Julie is ____ school.
A
on
B
in
C
at
D
by

Slide 6 - Quiz

The boy is on school. 
(bovenop)
These kids are at school.
👇🏻
👇🏻

Slide 7 - Diapositive

The ball is _____ the table.
A
in
B
on
C
under
D
between

Slide 8 - Quiz

The chair is ________ the table.
A
next to
B
between
C
on
D
behind

Slide 9 - Quiz

The book is ____ the table.
A
in
B
on
C
next to
D
between

Slide 10 - Quiz

The lamp is ________ the flowers and the book.
A
on
B
between
C
in
D
behind

Slide 11 - Quiz

The rug is _____ the table.
A
in front of
B
next to
C
between
D
on

Slide 12 - Quiz

Practice expressions
Werk in tweetallen

Step 1:
Schrijf 6 expressions op van unit 1 (ABCDE)
-3 In het nederlands
-3 in het Engels
Laat ruimte over voor de antwoorden ;-)
Step 2:
Wissel de zinnen uit met je buurman / vrouw
Vertaal de zinnen (no books allowed!)
Finally: check your answers.

Slide 13 - Diapositive

Lesson recap:

Kan jij intensifiers gebruiken in het Engels?
Kan jij voorzetsels van plaats gebruiken in het Engels?
(What is the difference between at and on?)
Hoeveel expressions had je goed?

Slide 14 - Diapositive