Clase 6. 30 septiembre

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

¡Bienvenidos chicos y chicas!

Lunes, 30 de septiembre de 2019

¿Qué vamos a hacer hoy?

1. SomToday
2. Objetivos.
3. Quizlet unidad 2. Vocabulario
   
4. Corregimos los deberes de la clase anterior.
5. Empezamos con la unidad 2
   
6. ¡A trabajar!
7. Final de la clase. ¿Qué has aprendido hoy?
   

Aan het einde van unidad 2:

-    ik kan praten over het weer.
-    ik kan voorstellen doen voor in de nabije toekomst.
-    ik weet iets over aardrijkskunde en landschap (Spanje)
-    ik ken de maanden van het jaar.

Quizlet. Unidad 2. Vocabulario

- Trabajamos en silencio (ZS)

- Usa tus auriculares

- Usa tu ordenador

- Tiempo: 10 minutos

ZS

Corregimos los deberes...

Verplichte opdrachten:

Unidad 1. Destrezas/cultura

 tb opdr 2 blz 19
 tb opdr 5+6 blz 20
 tb opdr 2 blz 21

Unidad 1 Reflexión y evaluación.

tb opdr 1 t/m 4 blz 22

Optionele opdrachten:
(verdieping / verbreding)
Unidad 1 Destrezas

 wb opdr 1 t/m 3 blz 14

Empezamos con la unidad 2.

Verplichte opdrachten:

Unidad 2. Vocabulario

- tb opdr 1 t/m 6 blz 24-25

- wb opdr 1 t/m 3 blz 15-16

Si terminas/Als je klaar bent?

Quizlet. unidad 2 Vocabulario

Frases claves unidad 2. (Zie Quizlet)

Optionele opdrachten:
(verdieping / verbreding)

IR a + infitivo

om te vertellen wat je in de toekomst van plan bent te gaan doen.

                 IR+A+INFINITIVO

"¿Qué vas a hacer esta tarde?"

               

"Voy a estudiar español."

"Mi madre y yo vamos a comer en casa de mi abuela".

Persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp

yo                                               me (mij, me)

tú                                                te    (jou, je)

él/ella/usted                          lo/la (hem,haar,u,het)

nosotros/nosotras             nos (ons)

vosotros/vosotras              os   (jullie)

ellos/ellas/ustedes            los/las  (hen, ze, u)

¿Conoces al profesor nuevo?

No, no lo conozco.

¿Y a la profesora de inglés?

Tampoco la conozco.

Plaatsing

1. Direct voor het vervoegde werkwoord (persoonsvorm). Wanneer de zin ontkennend is komt het tussen no en het vervoegde werkwoord te staan.

2. Vóór het vervoegde werkwoord of áchter het hele werkwoord als deze beide in de zin voorkomen.

-Hay un concierto en la plaza. ¿Vamos a verlo?

-Hay un concierto en la plaza. ¿Lo vamos a ver?

Practicamos...

1. ¿Amas  a Luis?  Sí, _______ amo.

2. ¿Quieres esta foto? No, no _____ quiero.

3. ¿Te quiere Elena? No, no _________ quiere.

4. ¿Ves mucho a Pepe y a Lucía? Sí,  ______ veo  mucho.

Verplichte opdrachten:

Unidad 2. Gramática

 tb opdr 1 t/m 7 blz 26-27
 tb opdr 8 t/m 10 blz 28

Si terminas/Als je klaar bent?

Quizlet. unidad 2 Vocabulario/gram

Frases claves unidad 2. (Zie Quizlet)

Optionele opdrachten:
(verdieping / verbreding)
-    wb opdr 1 t/m 9 blz 16-17-18

Deberes para la próxima clase...

• Estudia:  Unidad 1. Woordjes (Alles) /frases claves unidad 1
• Estudia: Gramática unidad 1.
  
• Termina los ejercicios de hoy.
  

En la próxima clase...

¡Seguimos con la unidad 2!

¡Muchas gracias y hasta la próxima clase!

1. Wat heb je geleerd?
2. Wat is er nog niet duidelijk?
3. Wat zou je nog over het onderwerp willen weten?
4. Welke tip geef jij mij?

0

¿Cómo has trabajado hoy en clase?

1. Muy bien:))
2. Bien :)
3. Regular :|
4. Mal :(