Horen zien en schrijven 11 kleding

Horen zien en schrijven 11 kleding
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsISK

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Horen zien en schrijven 11 kleding

Slide 1 - Diapositive

Wel kleding

Geen kleding

Slide 2 - Question de remorquage

Welke soorten kleding ken je?

Slide 3 - Question ouverte

De helm

Slide 4 - Diapositive

De hoed

Slide 5 - Diapositive

De spiegel

Slide 6 - Diapositive

De wandelstok

Slide 7 - Diapositive

De pantoffel

Slide 8 - Diapositive

De hoge hak

Slide 9 - Diapositive

De broek

Slide 10 - Diapositive

Het pak

Slide 11 - Diapositive

De onderbroek

Slide 12 - Diapositive

De spiegel
De helm
De wandelstok
De hoed
De pantoffel

Slide 13 - Question de remorquage

De onderbroek
De broek
Het pak
De hak

Slide 14 - Question de remorquage


Wat is dit?

Slide 15 - Question ouverte

Wat is dit?

Slide 16 - Question ouverte

Wat is dit?

Slide 17 - Question ouverte

Wat is dit?

Slide 18 - Question ouverte

Wat is dit?

Slide 19 - Question ouverte

Wij - Jullie - Zij
Doel van de les:
Wij gaan zinnen maken met de woorden: wij, jullie en zij.
We leren wanneer we deze woorden gebruiken.

Slide 20 - Diapositive

Wij
Samir en ik trekken een hemd aan.
Wij trekken een hemd aan.

Slide 21 - Diapositive

Jullie
Omar en Lisa ruilen de broek.
Ik zeg: Jullie ruilen de broek.

Slide 22 - Diapositive

Zij
Joop en een meisje gaan naar school.
Zij gaan naar school.

Slide 23 - Diapositive

Joop en de meester staan in de gang. Ik zeg: .... staan in de gang.
A
Wij
B
Jullie
C
Zij

Slide 24 - Quiz

Joop en ik zijn in de winkel.
..... zijn in de winkel.
A
Wij
B
Jullie
C
Zij

Slide 25 - Quiz

Omar en Lisa lopen op straat.
..... lopen op straat.
A
Wij
B
Jullie
C
Zij

Slide 26 - Quiz

dagen van de week

Slide 27 - Diapositive

Schrijf de dagen van de week.

Slide 28 - Question ouverte

Vandaag is het maandag. Morgen is het .......
A
zondag
B
woensdag
C
dinsdag
D
zaterdag

Slide 29 - Quiz

Vandaag is het woensdag.
Gisteren was het ....
A
donderdag
B
woensdag
C
vrijdag
D
dinsdag

Slide 30 - Quiz

Zaterdag en zondag noemen wij het ....

Slide 31 - Question ouverte

Wij leren zinnen maken met bijvoeglijk naamwoorden. 
.
De lange sjaal.
De korte broek.
De kleine trui.

Slide 32 - Diapositive

De trui is lang.
De broek is kort.
De berg is bruin.
De lange trui.
De korte broek.
De bruine berg.

Slide 33 - Diapositive

De deur is dicht.

Slide 34 - Question ouverte

De plaat is mooi.

Slide 35 - Question ouverte

hoe vond je deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Sondage

Wat heb je geleerd?

Slide 37 - Carte mentale