5V - Herhaling Kapitel 2 Na Klar

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

5V

Wiederholung der schwachen und starken Verben im Präsens, Präteritum und Perfekt 

Wiederholung des Konjunktivs II 

Wiederholung der Futur

Schwache und starke Verben im Präsens, Präteritum und Perfekt

Schreib den Satz in den 3 Zeitformen: Präsens, Präteritum und Perfekt.
"Zij leert voor de toets."

"Hoelang duurt jouw bachelorstudie?" (Im Präsens, Präteritum & Perfekt)

Wacht jij hier?
(Im Präsens, Präteritum und Perfekt)

Studeren jullie economie?
(Im Präsens, Präteritum und Perfekt)

Korte evaluatie voor jezelf.
Het zwakke werkwoord...

1. beheers ik in alle drie de tijdvormen
2. beheers ik in 1 of 2 tijdsvormen, maar nog niet in alle
3. beheers ik nog helemaal niet

Het verschil tussen een sterk en een zwak werkwoord

1. Herken ik
2. Herken ik nog niet

Hoe zie je het verschil tussen een sterk en een zwak werkwoord?

"Hij vergeet het hoorcollege."
(Im Präsens, Präteritum und Perfekt)

Heel kort: de drie vormen van.
einladen:

De drie vormen van:
bleiben

Futur

Hoe maak je de Futur ook alweer in het Duits?

Welche Pläne hast du dieses Wochenende? Nenne 3 unterschiedliche Pläne. Benutze jemals die Futur!

Konjunktiv II

De Konjunktiv II gebruik je...

1. om jezelf beleefd uit te drukken
2. bij een wens of advies
3. om iemand te citeren
4. bij reële situaties

Jij zou zijn....
Wird übersetzt als:

1. Du würdest sein
2. Du wärest
3. Du warst
4. Du wärst

Welke werkwoorden kennen nog meer een eigen Konjunktiv II-vorm?

Schreib den Satz fertig: "Wenn ich dieses Wochenende Zeit hätte, dann....."
Benutze einen weiteren Konjunktiv II.

Laatste evaluatie.
De Konjunktiv II:

1. Snap ik en kan ik correct toepassen.
2. Snap ik en kan ik soms correct toepassen.
3. Snap ik, maar kan ik nog niet correct toepassen.
4. Snap ik nog niet.