Adverbe

1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

L'adjectif: zegt iets over een zn
Un bon footballeur
Une fille sympathique

Slide 2 - Diapositive

L'adverbe (het bijwoord)
                .. zegt iets over een





werkwoord

bijvoeglijk naamwoord
ander bijwoord

Slide 3 - Diapositive



Werkwoord: Il joue bien 

Bijvoeglijk naamwoord
Il est un très bon joueur

Ander bijwoord
Il joue vraiment bien

Slide 4 - Diapositive


 "Ajax est un BON club"
"Bon" is een ..
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 5 - Quiz

"Ajax est un TRÈS bon club"
"Très" is een..
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 6 - Quiz

Madame Le Grand est un grand fan de foot. "Grand" is een..
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 7 - Quiz

Madame Le Grand parle rarement de foot. "Rarement" is een..
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 8 - Quiz

Vorming 
Eindigt het bijvoeglijk naamwoord al op een klinker (a, e, i, o, u), dan plak je “ment” erachter om er een bijwoord van te maken:

absoluut = absolu > absolument
verschrikkelijk = terrible > terriblement
echt = vrai > vraiment

Slide 9 - Diapositive

Vorming 
Eindigt het bijvoeglijk naamwoord niet op een klinker, maar op een medeklinker:

1. Maak het bijvoeglijk naamwoord vrouwelijk: seul > seule, heureux > heureuse

2. Plak er dan + ment achter : seulement, heureusement


Slide 10 - Diapositive

Uitzondering
goed                  bien
slecht                mal
beter                  mieux
snel                     vite
lang                     longtemps

Slide 11 - Diapositive

Parfois, madame Robespierre parle
(rapide) de foot
A
rapide
B
rapidee
C
rapidement
D
rapidemment

Slide 12 - Quiz

Exact wordt als bijwoord?

A
exactement
B
exactment

Slide 13 - Quiz

Maak van "vrai" een bijwoord.
A
vraiment
B
vrai
C
vraiement
D
vraisement

Slide 14 - Quiz

bijwoord van: difficile
timer
0:30

Slide 15 - Question ouverte

Maak het bijwoord van: correct

Slide 16 - Question ouverte

Maak het bijwoord van: malheureux

Slide 17 - Question ouverte

Maak het bijwoord van: attentif

Slide 18 - Question ouverte

Maak het bijwoord van: facile

Slide 19 - Question ouverte

Maak het bijwoord van: lent

Slide 20 - Question ouverte

Maak het bijwoord van: rapide

Slide 21 - Question ouverte

Maak het bijwoord van: fort

Slide 22 - Question ouverte

La fin

Slide 23 - Diapositive