Kapitel 6 - Les 3;Das Adjektiv

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Donnerstag, 1. Juni 2023

Programm:

- Aan het einde van de les weet je meer over de uitgangen van het bijvoeglijk naamwoord.

In het Duits heb je naamvallen.

Dit zijn verschillende zinsdelen, waardoor het lidwoord een andere uitgang heeft.

Voorbeeld:

Der Lehrer trägt eine Jeans.                 onderwerp =1e

Ich gebe dem Lehrer das Buch.          meewerk. vw = 3e

Ich habe den Lehrer im Zentrum getroffen.   lijdend vw =

                                                                                                4e

Maar wat gebeurt er nu als er een bijvoeglijk naamwoord bij staat:

dus:

de groene boom --- der grüne Baum - (der-groep)

een groene broek ---ein grüner Baum - (ein-groep)

groene broek -----     grüne Baum - geen woord ervoor

Kijk naar de uitleg in 8 minuten

Das Adjektiv

Im Arbeitsbuch Seite 56  - Het bijvoeglijk naamwoord

De mooie auto staat voor het grote huis.

   1e naamval                  4e naamval

   onderwerp                  na het voorzetsel für

De uitgangen veranderen

Der-Gruppe

Ein- Gruppe

mein

ein

dein

kein

sein

ihr

unser

euer

Ihr

der

die

das

dies-

jen-

jed-

all-

manch-

solch-

welch-

Naamvallen

Naamvallen + bijvoeglijk naamwoord

Sleutel Bijvoeglijk naamwoord: Der-Gruppe

Bijvoeglijk naamwoord: Ein-Gruppe

Bijvoeglijk naamwoord: Null-Gruppe

Aufgabe 7  -

1. Schrijf op welke naamval

2. Schrijf op mnl/vwl/onz/ meerv

3. Vul de uitgangen in

1e naamval = onderwerp

2e naamval = bezit(vertalen met "van de/het/een"

3e naamval = na voorzetsel of meewerkend vw

4e naamval = na voorzetsel of lijdend voorwerp

Hausaufgaben für Dienstag:

Machen:  Aufgabe 7 & 8  - Seite  57- Kapitel 6

Lernen:  der/ein-groep & bijvoeglijk nw - Seite 171/172

D….. klein….. Kind will d….. fremd….. Mann nicht grüßen.

1. Das kleine, den fremden
2. Das kleinen, der fremde
3. Die kleine, dem fremden
4. Der kleine, den fremden

D….. hellblau….. Kleid passt nicht zu d….. dunkelrot….. Schuhen.

1. Die hellblaue, dem dunkelroten
2. Der hellblaue den dunkelrote
3. Das hellblaue, den dunkelroten
4. Das hellblaue, dem dunkelrote

D….. streng….. Vater verbietet d….. ängstlich….. Sohn heute Abend ins Kino zu gehen.

1. Der strengen, den ängstlichen
2. Der strenge, den ängstlichen
3. Den strengen, der ängstlichen
4. Den strengen, der ängstliche

D….. breit….. Sessel passt nicht durch d….. schmal….. Tür.

1. Das breite, der schmale
2. Der breite Sessel, die schmale
3. Der breite, den schmalen
4. Die breite, den schmalen

Üben mit der Theorie

Ihr bekommt ein Dokument in dem Chat von Teams.

Das sind die Hausaufgaben für den 3. März.

Nachbesprechung

- Wat heb je vandaag geleerd?

- Wat vond je van deze les?

- Wat kan de volgende les beter?

Stel hier de vraag/vragen die je nog hebt.