Les 5 Spaans U2 voorbereiding toets periode 3

1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Vas a ver un  vídeo sobre la actualidad
Contesta a estas  preguntas en español con tu compañero de clase:
  1. ¿Qué  profesión  tiene  esta persona?
  2. ¿Cómo se llama esta  persona?
  3. ¿Qué es el  Roland  Garros?
  4. ¿Dónde  está?

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Un  vídeo sobre la actualidad
Contesta a estas  preguntas en español con tu compañero de clase:
  1. ¿Qué  profesión  tiene  esta persona?
  2. ¿Cómo se llama esta  persona?
  3. ¿Qué es el  Roland  Garros?
  4. ¿Dónde  está?
timer
1:50

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Los objetivos de hoy son:
oefenen   met de  3  zijnen   in  het Spaans 
een Spaans liedje  luisteren waarin   hay/ser/estar voorkomt

Slide 6 - Diapositive

La clase anterior
Habla con tu compañero/a de clase:
1. Leg aan elkaar uit welke  3 soorten   zijn er zijn  in het Spaans.
2.  Vervoeg   het werkwoord  ser.
3. Vervoeg het werkwoord estar
4.  Wat is  in  het Spaans het is  mooi  weer?
5. Wat is het regent?
6. Welke vraag kun  jij  stellen  in   het Spaans als   je iets niet weet?
timer
1:00

Slide 7 - Diapositive

La preparación  para hoy
Bekijk het toetsoverzicht.

Schrijf vragen op die je hebt in je schrift.
Leer het weer in magister bijlage spa-ned, ned-spa
Leer de 3 soorten zijn (ook de vervoegingen, hay, ser, estar) (aantekeningen)
Leer pag. 52 en 53 spa-ned, ned-spa (alleen hardop, schrijvend hoeft niet)>
Maak uit je reader pag. 34 een tekst.






Slide 8 - Diapositive

La preparación  para hoy
Bekijk het toetsoverzicht.

Schrijf vragen op die je hebt in je schrift.

Welke vragen  heb je  over  de toets in de toetsweek?





Slide 9 - Diapositive

La preparación  para hoy
Maak uit je reader pag. 34 een tekst.

Slide 10 - Diapositive

Practicar con  hay/ser/estar
Kies het juiste werkwoord   in   de Spaanse zinnen en  schrijf je  antwoord op   in je schrift  met  waarom je voor welke  zijn je hebt  gekozen:
1. En U2  son/están/hay muchos  alumnos que  les gusta el  español
2. Los  padres  de la  profesora Muñoz  son/están/hay en  España.
3.  El marido  de   la profesora Muñoz es/está/hay español  y holandés.
4.  En el  aula de español  son/están/hay   muchos  diccionarios.
5.  Los  alumnos de U2  son/están/hay felices.
6. Los  alumnos de U2  son/están/hay inteligentes.

timer
3:00

Slide 11 - Diapositive

Vas  a escuchar una  canción
Lee   las  palabras  y escribe las traducciones

Usa un diccionario

Después  vas a escuchar la canción sin el video
Y   otra vez con  el vídeo
timer
3:00

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Evaluación
Levanta la mano si:
1.  Ik weet   wat ik moet  leren  en hoe ik moet leren voor de  toets Spaans.
2.  Ik  begrijp  nu  beter wanneer  ik welke zijn moet gebruiken  in het Spaans.
3.  Ik kan een   Spaans liedje  verstaan.

Slide 14 - Diapositive

La preparación para la siguiente clase
Bekijk het toetsoverzicht.
Leer  de  vocabulaire  spa-ned/ned-spa die je nog onvoldoende beheerst.
Leer de  grammatica  die je  nog onvoldoende beheerst.
Bedenk wat jij  in de volgende lessen wilt gaan doen. Kom  met een leuk  voorstel (geen  lesuitval  of eerder weg...:-()

Slide 15 - Diapositive