1Ka en 1Kb w4 L1

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Wat hebben wij vorige les geleert?

1. 

2.

Wat hebben wij vorige les geleert?

1. Persoonlijke voornaamwoorden

2.

Wat hebben wij vorige les geleert?

1.Persoonlijke voornaamwoorden

2.Bezittelijke voornaamwoorden 

Spreken strategieën 

1. Vocabulary                   (Woordenschat)

2. Grammer                      (Grammatica)

3. Pronunciation            (Uitspraak)

Spreken strategieën 

1. Vocabulary                   (Woordenschat)

quizlet.com

Spreken strategieën 

2. Grammer                  (Grammatica)

Wij zijn al begonnen met Grammatica... (oefenen oefenen en …)

(persoonlijk en bezittelijke voornaamwoorden) 

Spreken strategieën 

3.Pronunciation                 (Uitspraak)

Die gaan wij volgende les doen!

Expressions

A.

B.

C.

D.

Expressions

A. Je begint en eindigt een gesprek

B.

C.

D.

A. Je begint en eindigt een gesprek

1. Hallo/ Hoe gaat het?        (Nederlands)

A. Je begint en eindigt een gesprek

1. Hallo        (Nederlands)

1. Hi!                      (Engels)

A. Je begint en eindigt een gesprek

1. Hoe gaat het?        (Nederlands)

A. Je begint en eindigt een gesprek

1. Hoe gaat het?        (Nederlands)

1. How are you?                   (Engels)

A. Je begint en eindigt een gesprek

2. Goedemorgen /-middag/ -avond. (Nederlands)

A. Je begint en eindigt een gesprek

2. Goedemorgen / -middag/ -avond. (Nederlands)

2.Good morning / afternoon / evening. (Engels)

A. Je begint en eindigt een gesprek

3. Het gaat goed. Ik heb een nieuwe telefoon.   (NL)

A. Je begint en eindigt een gesprek

3. Het gaat goed. Ik heb een nieuwe telefoon. (NL)

3. I'm/ am great. I have a new phone.                   (En)

A. Je begint en eindigt een gesprek

4. Het gaat niet zo goed. Mijn fiets is kapot.  (NL)

A. Je begint en eindigt een gesprek

4. Het gaat niet zo goed. Mijn fiets is kapot. (NL)

4. I'm/ am not so greart. My bike is broken. (En)

A. Je begint en eindigt een gesprek

5. Ik zie je later!         (NL)

A. Je begint en eindigt een gesprek

5. Ik zie je later!          (NL)

5. See you later!         (En)

A. Je begint en eindigt een gesprek

6. Doei!        (NL)

A. Je begint en eindigt een gesprek

6. Doei!                          (NL)

6. Goodbye /  Bye      (En)

Expressions

A. Je begint en eindigt een gesprek

B. Je reageert op nieuws                       

C.

D.

B. Je reageert op nieuws

1. Dat is fantastisch!      (NL)

B. Je reageert op nieuws

1. Dat is fantastisch!       (NL)

1. That's /is fantastic!    (En)

B. Je reageert op nieuws

2. Wauw, dat klinkt spannend!   (NL)

B. Je reageert op nieuws

2. Wauw, dat klinkt spannend!    (NL)

2. Wow, that sounds exciting!     (En)

B. Je reageert op nieuws

3. Ik kan het niet geloven. (NL)

B. Je reageert op nieuws

3. Ik kan het niet geloven. (NL)

3. I don't believe it.               (En)

B. Je reageert op nieuws

4. Echt?       (NL)

B. Je reageert op nieuws

4. Echt?       (NL)

4. Really?    (En)

B. Je reageert op nieuws

5. Ik ben blij.       (NL)

B. Je reageert op nieuws

5. Ik ben blij.       (NL)

5. I'm/ am glad.  (En)

B. Je reageert op nieuws

5.Het spijt me om dat te horen.     (NL)

B. Je reageert op nieuws

5.Het spijt me om dat te horen.     (NL)

5. Sorry to hear that.                           (En)

Huiswerk

Maak de opdrachten 1 tot en met 6