Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.
Éléments de cette leçon
Today:
* Watching
* Reading
* Writing
Slide 1 - Diapositive
You'll see that first-date nerves are very common
Not a single episode of First Dates goes by without someone admitting that they feel very, very nervous. One recurring dater on the show was named "Nervous Louis" because his first date was derailed by his crippling nerves. But, Louis persevered and he came back on the show for a date with someone new......
Let's watch how Louis has a new date.
Slide 2 - Diapositive
Wat betekent "common"?
Slide 3 - Question ouverte
Wat betekent "goes by"?
Slide 4 - Question ouverte
Wat betekent "crippling"?
Slide 5 - Question ouverte
Wat betekent "perservered"?
Slide 6 - Question ouverte
In het begin zien we hoe de vorige date van Louis verliep..... Wat is het enige dat hij nog nodig heeft volgens het meisje?
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Vidéo
Wat zeggen ze tegen elkaar wanneer ze elkaar ontmoeten?
A
Nice to see you
B
It's a pleasure to meet you
C
Good to meet you
Slide 9 - Quiz
Wat vertelt Louis over zijn vorige date?
Slide 10 - Question ouverte
What does Louis need, according to his first date?
A
Self-esteem
B
Confidence
C
Control
Slide 11 - Quiz
We kijken nu naar twee oudere mensen. Wat is een 'widow'?
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Vidéo
what's a widow?
A
Een raam
B
een weduwnaar
C
Een gescheiden man
Slide 14 - Quiz
Wat is er gebeurd met de zoon van de man?
A
Hij is overleden
B
Hij is verhuisd naar een ander land
C
Hij is gescheiden
Slide 15 - Quiz
What does the man say about life?
A
Life is a gift
B
Life is so bloody short
C
Life is beautiful
Slide 16 - Quiz
Nu gaan we kijken naar een andere date...... Waar komen ze achter?
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Vidéo
Heeft de vrouw kinderen?
A
Ja
B
Nee
Slide 19 - Quiz
De vrouw zegt dat ze kinderen heeft:
A
Two boys, fourteen and ten years old.
B
A boy and a girl.
C
Two boys.
Slide 20 - Quiz
welk familielid van de vrouw blijkt de man ook te kennen?
A
her cousin (nicht/neef)
B
her uncle (oom)
C
her neighbor (buurvrouw/man)
Slide 21 - Quiz
Reading
Je gaat een tekst lezen.
Klik op de link in de volgende dia.
Beantwoord de vragen.
Slide 22 - Diapositive
https:
Slide 23 - Lien
Zoek het Engelse woord in de tekst. (1e alinea) een gebruik
Slide 24 - Question ouverte
Zoek het Engelse woord in de tekst. een eeuw geleden
Slide 25 - Question ouverte
Zoek het Engelse woord in de tekst. anoniem
Slide 26 - Question ouverte
Zoek het Engelse woord in de tekst. gebruikelijk
Slide 27 - Question ouverte
Zoek het Engelse woord in de tekst. verlegenheid, schaamte
Slide 28 - Question ouverte
Zoek het Engelse woord in de tekst. geheime bewonderaar
Slide 29 - Question ouverte
Zoek het Engelse woord in de tekst. duifjes
Slide 30 - Question ouverte
Deze tekst gaat over Valentijnsdag in…
A
Amerika
B
Engeland
C
de hele wereld
Slide 31 - Quiz
Waar kan Valentijnsdag veel plezier en verlegenheid veroorzaken?
A
op scholen
B
in ziekenhuizen
C
in winkels
Slide 32 - Quiz
Welke symbolen horen bij Valentijnsdag?
A
hartjes, duifjes en Cupido
B
duifjes, sterren en hartjes
C
sterren, hartjes en Cupido
Slide 33 - Quiz
Wat kan er nog meer op een Valentijnskaart staan?
A
een naam
B
een wens
C
een gedicht
Slide 34 - Quiz
Wat staat er in deze tekst over digitale Valentijnskaarten?
A
Dit is niet zo’n romantische manier om een kaart te sturen.
B
Dit wordt niet door veel mensen gedaan.
C
Men vindt het niet leuk om een digitale kaart te ontvangen.
Slide 35 - Quiz
Wat betekent: ImRdy4Luv?
A
Ik ben klaar voor de liefde.
B
Ik ben verliefd op jou.
C
Ik wil jouw Valentijn zijn.
Slide 36 - Quiz
Wat zijn traditionele Valentijnscadeaus?
A
Bloemen en parfum.
B
Chocolade en parfum.
C
Bloemen en chocolade.
Slide 37 - Quiz
Waar kan je advies krijgen over cadeaus?
A
In reclamefolders
B
Op het internet.
C
In het winkelcentrum.
Slide 38 - Quiz
Wat is een ongewoon Valentijnscadeau?
A
Sieraden.
B
Een helikoptervlucht.
C
Een telefoon.
Slide 39 - Quiz
Wat gebeurt er vaak op Valentijnsdag?
A
Mensen vragen elkaar ten huwelijk.
B
Mensen gaan uit eten.
C
Mensen gaan naar de bioscoop.
Slide 40 - Quiz
Valentine's day card
Om in het thema van Valentijnsdag te blijven gaan we op zoek naar een gedichtje.
Slide 41 - Diapositive
Zoek een Engels gedichtje op die jij naar een geliefde zou kunnen sturen.