Uitleg module 3: Betekenistoekenning

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Uitleg module 3: betekenistoekenning 

Lesdoel 1: na deze les herken ik: 

- metaforen

- metonymia 

- personificatie

- synesthesie

- symboliek 

Lesdoel 2: 

na deze les herken ik een aantal begrippen die te maken hebben met betekenistoekenning 

Planning 

- Beeldspraak en stijlfiguren herhalen

- Theorie betekenistoekenning 

- Quizlet module 3 

- Vraag 2 en 5 (module 3) bespreken 

- Maken: 

0

... Maar de premier kwam met zo'n snoeischaar ...

1. vergelijking
2. metafoor
3. metonymia
4. personificatie

0

... En ondertussen dan nog die hete aardappel van een referendum voor zich uitschuiven...

1. vergelijking
2. metafoor
3. metonymia
4. personificatie

0

... de man die het aan zijn xenofobische laars lapt....

1. vergelijking
2. metafoor
3. metonymia
4. personificatie

0

Laten we geen wolk van pessimisme over Nederland trekken.

1. vergelijking
2. metafoor
3. metonymia
4. personificatie

0

Dan, metaforen, dans!

1. vergelijking
2. metafoor
3. metonymia
4. personificatie

vergelijking

metafoor

personificatie

synesthesie

metonymia

8. Het menu biedt een kleurig palet aan smaken

7. Pfff, dat schaap liet zich weer beetnemen

6. Die kale speelt goed vandaag

5. De nachten zijn daar bitter koud

4. In de zaal hangt een prachtige Rembrandt

3. De vijand kwam als een dief in de nacht

2. In dat huis heeft de armoede haar intrek genomen

1. Soms lacht de toekomst je toe

A: Twee, zes, twintig, honderd mensen kwamen naar het feest toe. 

B: De spaarlamp werpt een nieuw licht op de technologie.

C: Ik heb voor goed geld slechte spullen gekocht.
D: Weinig alcohol kan te veel zijn.

E: 's lands grootste kruidenier, gaat op de kleintjes letten.
F: Denk je dat ik dit nu nog een keertje ga uitleggen?

G: Hij werd kwaad, woedend, nee witheet toen hij dat zag!

H: Hij won de marathon van Utrecht,  Londen, New York en die van Amersfoort.

antithese

paradox

woordspeling

climax

enumeratie

anticlimax

retorische vraag

A

B

C

D

E

F

G

H

2.4 Betekenistoekenning 

Betekenis ontstaat doordat jij als lezer actief met een tekst aan de slag gaat. 

Je kan onder andere kijken naar: 

- betekenisstructuren (herhalingen, tegenstellingen, situaties, etc.)

Lezers kunnen de tekst op verschillende manieren interpreteren. 

Module 3: Quizlet 

https: