H20 - Persoonsvorm en onderwerp

Welkom 1F! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. Leg het volgende vast op tafel:
  • (Kern +) schrift
  • etui 
  • (leesboek)
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom 1F! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. Leg het volgende vast op tafel:
  • (Kern +) schrift
  • etui 
  • (leesboek)

Slide 1 - Diapositive

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Vandaag...
  • Dagopening
  • Nakijken huiswerk
  • Theorie 
  • Opdrachten maken
Leerdoel:
Ik kan in een zin bepalen wat de persoonsvorm en het onderwerp is. 

Slide 2 - Diapositive

Huiswerk
Dinsdag 7 november:
H20, opdr. 1 t/m 3, 5 t/m 7

Slide 3 - Diapositive

Grammatica
Wat is dat?

Slide 4 - Diapositive

Grammatica, wat is dat? Waar gaat het over, denk je?

Slide 5 - Question ouverte

Samengevat:

Grammatica: de regels van een taal.

  • Officiële grammatica
  • Onofficiële grammatica

Slide 6 - Diapositive

Samengevat:

Grammatica: de regels van een taal.

  • Officiële grammatica: regels van een taal zijn vastgelegd.
  • Onofficiële grammatica: regels die niet op schrift zijn vastgelegd.

Slide 7 - Diapositive

Samengevat:

Ontleden is een manier om de grammatica van een taal te bestuderen. Je kijkt dan hoe de zinnen in elkaar zitten.
  • Taalkundig ontleden: 
  • Redekundig ontleden

Slide 8 - Diapositive

Samengevat:

Ontleden is een manier om de grammatica van een taal te bestuderen. Je kijkt dan hoe de zinnen in elkaar zitten.
  • Taalkundig ontleden: bij ieder woord kijken wat voor soort woord het is (woordsoorten)
  • Redekundig ontleden: kijken naar de functie van woorden in een zin (zinsdelen)

Slide 9 - Diapositive

Wat weet je al?

Slide 10 - Diapositive

Hieronder vind je een aantal woorden/groepjes woorden.
Maak hiermee zoveel mogelijk verschillende zinnen.
Gebruik in elke zin alle woorden/groepjes woorden.

Vorig jaar heb ik voor mijn vrienden een damtoernooi georganiseerd.

Slide 11 - Question ouverte

Je kunt de persoonsvorm op drie manieren vinden. Weet je nog welke drie manieren er zijn?

Slide 12 - Carte mentale

de persoonsvorm

De persoonsvorm vinden:
  1. Maak van de zin een vraag, het werkwoord vooraan in de zin is de persoonsvorm.
  2. Zet de zin in een andere tijd, het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm
  3. Verander het getal van de zin, maak van enkelvoud meervoud of andersom, het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm

Slide 13 - Diapositive

"Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin."

De persoonsvorm =
A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze

Slide 14 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

"Waarom wandelt Kees de avondvierdaagse?"
A
Waarom
B
Er is geen persoonsvorm.
C
wandelt
D
Kees

Slide 15 - Quiz

Zin in zinsdelen verdelen

Zinnen bestaan uit zinsdelen. Zinsdelen zijn één of een groep woorden die bij elkaar horen. Je kunt een zinsdeel vooraan in de zin plaatsen: voor de persoonsvorm.

Bijvoorbeeld:
  • In Lord of the Rings / moet / de hobbit Frodo / een ring / vernietigen.
  • De hobbit Frodo / moet / een ring vernietigen / in Lord of the Rings.
  • Een ring / moet / de hobbit Frodo / vernietigen / in Lord of the Rings. 

Slide 16 - Diapositive

Zinsdelen vinden

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Verdeel onderstaande zin in zinsdelen
Josefien wil zaterdag graag winkelen.

Doe dit door schuine strepen (/) tussen de zinsdelen te zetten.

Slide 19 - Question ouverte

Verdeel onderstaande zin in zinsdelen
Op woensdag gaan wij vaak boodschappen doen.

Doe dit door schuine strepen (/) tussen de zinsdelen te zetten.

Slide 20 - Question ouverte

Verdeel onderstaande zin in zinsdelen
Jan komt morgen een taartje eten.

Doe dit door schuine strepen (/) tussen de zinsdelen te zetten.

Slide 21 - Question ouverte

Het onderwerp





Naast een persoonsvorm bevatten de meeste zinnen ook een onderwerp. Je vindt het onderwerp als volgt:
  • Stel de vraag: Wie/Wat + persoonsvorm?
      > het antwoord op deze vraag is het onderwerp.

VB: Mijn nichtjes hebben gisteren bij Jim een taart gebakken voor oma.
  • Vraag: Wie + pv? > Wie hebben?
  • Antwoord op de vraag: Mijn nichtjes
  • OW = Mijn nichtjes

Slide 22 - Diapositive

Wat is het onderwerp in deze zin?

De meeste leerlingen waren wel in voor een grapje
A
De meeste leerlingen
B
waren
C
wel in
D
voor een grapje

Slide 23 - Quiz

Wat is het onderwerp in deze zin?

Gisteren kwamen Kees en Monique op bezoek.
A
Gisteren
B
kwamen
C
Kees en Monique
D
op bezoek

Slide 24 - Quiz

Zoek de persoonsvorm. Verdeel de zin in zinsdelen. Benoem het onderwerp.
In Nederland zijn in 2014 weer wilde katten geboren.

Slide 25 - Question ouverte

We lezen samen de theorie op blz. 82 t/m 85

Slide 26 - Diapositive

Aan de slag!
Maak van hoofdstuk 20: opdr. 1 t/m 3, 5 t/m 7

De eerste tien minuten werk je zelfstandig in stilte. Daarna mag je zachtjes overleggen met degene naast je.

Klaar? 
Lezen in je leesboek
timer
15:00

Slide 27 - Diapositive

Huiswerk
Dinsdag 7 november:
H20: opdr. 1 t/m 3, 5 t/m 7

Slide 28 - Diapositive