5. Begin van het volk Israël

• Godsdienst
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Binnenkomst

Je neemt rustig plaats op je vaste plek

Wat gaan we doen?

1. Toetsdatum bekend?
2. Terugblik
3. Uitleg opdrachten begin van het volk Israël
4. Opdrachten maken
5. Les afsluiten

Toetsdata BT1

9 november 2022

Repetitie 

Module 'In het begin' hoofdstuk. 1 - 5

Lesdoelen Hoofdstuk 4. Begin van het verbond.

A. Je kunt uitleggen wat vertrouwen te maken heeft met geloof.

B. Je kunt het begrip 'verbond' uitleggen.

C. Je kunt de tekenen bij de verschillende verbonden benoemen. 

Vaardigheidsdoelen

A. Je kunt verschillen benoemen tussen het natuurverbond en het genadeverbond.

B. Je kunt uitleggen hoe jij vandaag te maken hebt met het verbond.

Dit weet ik over het begin 

4. van het verbond

Beantwoord de vragen in je schrift.

1. Wat betekent genade, volgens de Bijbel?

2. Hoe noemen we de tekst die in Genesis 3:15 staat beschreven?

3. Welke twee beloften doet God in het natuurverbond?

4. Welk teken hoort bij het natuurverbond?

5. Uit welke drie onderdelen bestaat een verbond?

6. Schrijf één van de twee beloften van het genadeverbond op, die God aan Abraham doet.

7. Wat is het teken van het genadeverbond in het Oude en Nieuwe Testament?

Uitleg

van de opdracht

Opdracht

Wat? Maak opdracht 5.1 - 5.5

Hoe? Je maakt de opdracht alleen, samenwerken mag.

           Opdracht 5.1 - 5.3, 5.4 b, c, d in je schrift

           Opdracht 5.4a en 5.5 in werkboek 'in het begin'.

Hulp? Bijbel, werkboek 'In het begin Hoofdstuk 5, medeleerling.

Opbrengst? Opdracht is onderdeel voor de toets.

Klaar? Maak Keuzeopdracht - Aartsvaders en stamvaders, blz. 29

Les afsluiten

Huiswerk (SOM)

29 oktober 2021

Aan het begin van de les inleveren:

Maak: 

opdracht 4.7 + 

Ansichtkaart doop + 

opdracht 4.10

Ja of nee

1.  Ik had minstens 7 minuten nodig voordat ik aan de opdracht kon beginnen

2. Ik heb voordat ik aan de opdracht begon, de opdracht goed gelezen.

3. Ik heb de opdracht goed begrepen, ik wist wat ik moest doen.

4. Ik heb hulp gevraagd bij een medeleerling.

5. Ik heb mijn hulp aangeboden aan een medeleerling.

6. Ik heb hulp gevraagd aan de docent.

7. Ik kan vol zelfvertrouwen zelfstandig opdrachten maken.