4.13 - 4.14

Nodig voor deze les
Werkbladen thema 4:
4.13 a
4.13b
4.14

1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Nodig voor deze les
Werkbladen thema 4:
4.13 a
4.13b
4.14

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

4.12 Op de markt

Slide 3 - Diapositive

Terugkijken naar 4.12
Kilo, pond en ons

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat kan je kopen op de markt?

Slide 5 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

de kilo (kg)
  •  een gewicht van 1000 gram 
  • meervoud: kilo's 
  • Zin: Het pak suiker weegt één kilo.
  • Zin: Als ik op de weegschaal sta zie je dat ik                                  61 kilo weeg.

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

duur
  • iets wat veel geld kost
  • niet goedkoop

  • zin: De jas is heel duur.
  • zin: Deze dure schoenen vind ik heel mooi.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

half

  • de helft
  • half - halve
  • half > < heel
  • tijd: de helft van een uur
zin: Ik eet een halve appel
zin: Om half negen moet ik op school zijn

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

de druif / de druiven

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

de komkommer

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1. Schrijf

Slide 11 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

2. Schrijf

Slide 12 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk gewicht hoort bij het product?
1 kilo
1 gram
200 gram
1000 kg

Slide 13 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Lees

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat leer je vandaag?
Ik kan iemand vriendelijk vragen me te helpen.
Ik weet wat de woorden: de zak, de wortels, de bonen, de sla, de bananen, de peren, de sinaasappels, de citroenen, de soorten en alle betekenen.
Ik kan een korte boodschappenlijst schrijven.
Ik kan deze woorden verstaan, uitspreken en schrijven.
Ik kan groente en fruit afwegen in de supermarkt.
Ik kan een korte vraagzin maken met de vraagwoorden: wie, wat, waar, wanneer en hoeveel.
Functioneel
Structureel

Slide 15 - Diapositive

Voorkennis ophalen
Werkvorm zoek de fout:

In tweetallen zoeken de cursisten de fout.
Vraag klassikaal een paar tweetallen uit te leggen wat precies de fout is.
Is dit groente of fruit?

Slide 16 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Is dit groente of fruit?

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Is dit groente of fruit?

Slide 18 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Is dit groente of fruit?

Slide 19 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Is dit groente of fruit?

Slide 20 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Is dit groente of fruit?

Slide 21 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Is dit groente of fruit?

Slide 22 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk plaatje hoort bij het woord?
gratis
alle soorten
soorten
bedrag

Slide 23 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

4.13 Van € 1,50 voor € 0,99



  1. Maak opdracht 93, 94, 95, 96, 98 en 99 in je boek. 
  2. Je hebt hiervoor 20 minuten de tijd.
  3. Wissel van boek met je buurman/buurvrouw.
  4. Bespreek de verschillen
timer
20:00

Slide 24 - Diapositive

Docent deelt tekst 4.9 uit

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 27 - Vidéo

Laat het filmpje zien.

Geef daarna de volgende kijkvraag:
Welke vragen hoor je?

Laat het filmpje nog een keer zien.

Cursisten onthouden of schrijven de vragen op.

Laat het filmpje voor de derde keer zien.
Meneer, mag ik u iets vragen?
Meneer, kunt u even met me meelopen?
Jij ook één?
Heb je alle boodschappen kunnen vinden? 
Oh, waarom niet?

Lees

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

woorden

Slide 29 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 30 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel lettergrepen heeft het woord?


Opdracht 102

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zet een streep na de lettergrepen.


Opdracht 104

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdracht 103

In tweetallen: zoek je partner


Cursist A: lees het woord
Cursist B: zeg hoeveel lettergrepen het woord heeft.

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vond je deze les moeilijk of makkelijk?
Moeilijk!
Een beetje moeilijk
Een beetje makkelijk
Makkelijk

Slide 34 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions