Leesstrategieën

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Leesstrategieën

Deze les:

• leren we vier belangrijke leesstrategieën en hoe je ze moet gebruiken.
  
• leren we het verschil tussen feiten en meningen.
  

Welke leesstrategieën ken je nog?

Steek je vinger omhoog als je er één weet.

Waarom moet je dit weten?

• Je hoeft niet elke tekst helemaal te lezen om het antwoord op een vraag te krijgen. 

• Goed kunnen lezen zorgt voor gezonde hersenen met een goed geheugen. Erg handig voor bij een toets bijvoorbeeld!
  

Pak je schrift of tablet en schrijf de volgende slides over.

Verkennend lezen

Je leest een tekst verkennend als je een eerste indruk wil krijgen van een tekst. Dat doe je zo:

• lees de titel, de eerste alinea en de laatste alinea.
• lees tussenkopjes en vetgedrukte woorden.

 Nauwkeurig lezen

Je leest een tekst nauwkeurig als je de tekst wilt begrijpen en precies wil weten wat erin staat. Dat doe je zo:

• Je let op de informatie die de inleiding en het slot geven.
• Je stelt vragen over het onderwerp van de tekst.
• Je zoekt op wat de moeilijke woorden in de tekst betekenen

Zoekend lezen

Zoekend lezen wordt ook wel 'scannen' genoemd. Je hebt een vraag waarop je een antwoord wilt hebben. Dat doe je zo:

• Je kijkt naar de titel en de tussenkopjes. In welke alinea zou het antwoord kunnen staan?

Studerend lezen

Studeren lezen gebruik je als je de inhoud van de tekst wil leren. Zo doe je dat:

• Je leest de tekst eerst verkennend om een indruk te krijgen van de tekst. Daarna lees je de tekst nauwkeurig. 
• Maak aantekeningen tijdens het lezen. 
• Onderstreep moeilijke woorden en zoek de betekenis op.

Welke leesstrategie gebruik je het meest?

Klaar voor het volgende onderdeel?

Feit

• Is te controleren.

Mening

• Is wat een persoon ergens van vindt.
  

Nederlands is het leukste vak op school.

1. Feit
2. Mening

Onze docent Nederlands heeft krullen.

1. Feit
2. Mening

Donald Trump is een goede president.

1. Feit
2. Mening

Donald Trump is de 45e president van de VS.

1. Feit
2. Mening

Schrijf in je schrift één feit en één mening over school op.

Wat heb je opgeschreven?

Je hoeft je hand niet op te steken, iedereen komt aan de beurt.