Spelling 09-05
1 / 24
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Welke is juist gespeld?
A
supstantie
B
sudstantie
C
substantie
Slide 2 - Quiz
Welke is juist gespeld?
A
essentiële feiten
B
essentiele veiten
C
essentiële veiten
D
essentiele feiten
Slide 3 - Quiz
Welke is juist gespeld?
A
giegelend
B
giechelend
C
gichelend
D
gigelend
Slide 4 - Quiz
Welke is juist gespeld?
A
Noordfrankrijk
B
Noord Frankrijk
C
noord-Frankrijk
D
Noord-Frankrijk
Slide 5 - Quiz
Welke is juist gespeld?
A
speakers
B
spiekers
C
speekers
Slide 6 - Quiz
Welke is juist gespeld?
A
zonnenpanelen
B
zonne-panelen
C
zonnepanelen
D
zonne panelen
Slide 7 - Quiz
Welke is juist gespeld?
A
drieendertig
B
driëndertig
C
drieëndertig
D
driendertig
Slide 8 - Quiz
Luister goed...
Slide 9 - Question ouverte
Luister goed...
Slide 10 - Question ouverte
Luister goed...
Slide 11 - Question ouverte
Luister goed...
Slide 12 - Question ouverte
categoriën
A
klopt
B
klopt niet
Slide 13 - Quiz
culinair
A
klopt
B
klopt niet
Slide 14 - Quiz
archeoloog
A
klopt
B
klopt niet
Slide 15 - Quiz
Julias broek
A
klopt
B
klopt niet
Slide 16 - Quiz
Houdt vast!
A
klopt
B
klopt niet
Slide 17 - Quiz
Zij hebben het beslag gemixt.
A
klopt
B
klopt niet
Slide 18 - Quiz
Wij zijn vorige week verhuist.
A
klopt
B
klopt niet
Slide 19 - Quiz
Mark heeft zich dat ... . (herinneren)
Slide 20 - Question ouverte
... je moeder dat ook? (vinden, tt)
Slide 21 - Question ouverte
Zij ... roze bloemen. (planten, vt)
Slide 22 - Question ouverte
Chris en Gerrit ... . (schroeven, vt)
Slide 23 - Question ouverte
Ik heb gisteren de uitnodigingen... . (mailen)
