GT2 §5.3 Het klimaat verandert

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Natuurlijk broeikaseffect

• Rond de aarde zit een luchtlaag. Deze noem je de atmosfeer.
• De atmosfeer bestaat uit verschillende gassen.
• Gassen zoals methaan en koolstofdioxide noem je ook wel broeikasgassen.
• Deze gassen houden de warmte van de zon op aarde en in de atmosfeer.
• Het vasthouden van deze warmte heet het natuurlijk broeikaseffect.

Natuurlijk broeikaseffect

1. Zonlicht gaat door de atmosfeer heen en verwarmt de aarde.

2. Een deel van de zonnestralen worden weerkaatst door de atmosfeer.

3. De aarde geeft warmte aan de atmosfeer.

4. Warmte wordt vastgehouden door de atmosfeer.

Kringloop van koolstof

• Koolstofdioxide bestaat uit koolstof en uit zuurstof. Koolstof zit in een kringloop.
• Mensen (en dieren) halen koolstof uit voedsel en ademen zuurstof in. Hierna ademen ze koolstofdioxide weer uit. 
• De koolstofdioxide komt dan in de atmosfeer. Groene planten nemen koolstofdioxide op en zetten het om in zuurstof (fotosynthese). 

Waarom zorgt het eten van veel vlees tot een versterkt broeikaseffect?

Natuurlijk broeikaseffect

1. Zonlicht gaat door de atmosfeer heen en verwarmt de aarde.

2. Een deel van de zonnestralen worden weerkaatst door de atmosfeer.

3. De aarde geeft warmte aan de atmosfeer.

4. Warmte wordt vastgehouden door de atmosfeer.

Versterkt broeikaseffect

• Bij het verbranden van fossiele brandstoffen (bijvoorbeeld kolen of olie) komt koolstofdioxide vrij.
• Mensen zorgen ervoor dat er extra broeikasgassen in de atmosfeer komen. Daardoor houd de atmosfeer meer warmte vast. Dit noem je het versterkte broeikaseffect.

Gevolgen wereldwijd en voor Nederland

• Zoek op het internet naar de gevolgen van versterkt broeikaseffect. Ga naar de site van Greenpeace. Beantwoord met behulp van de site de volgende vragen:

1. Welke gevolgen van klimaatsverandering zijn er allemaal? Noteer ze en leg ze in eigen woorden uit.
2. Hoe kan de extreme opwarming van de aarde tegen worden gegaan?

Opdracht

• Maak online (5.3) of in je werkboek blz. 102 en 103 opdracht 5, 6, 7 en 9 

Opdracht

• Maak online (5.3) of in je werkboek blz. 101 vraag 1, 2, 3 en 4.
• Je mag overleggen met je buur, op fluistertoon!