Comparisons

Comparisons = Trappen van Vergelijking
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Comparisons = Trappen van Vergelijking

Slide 1 - Diapositive

Unit 3
We are going to learn how to make comparisons .

comparative 
(vergrotende trap + )
superlative 
(overtreffende trap ++ )

Slide 2 - Diapositive

Wanneer?

* Als je mensen, dieren, dingen met elkaar gaat vergelijken

Slide 3 - Diapositive

Hoe?
* Korte woorden > er-est
Mrs Nobel is nice.
Mr Kauffmann is nicer.
Mrs van Beekum is the nicest.

Slide 4 - Diapositive

Hoe? part 2
* Lange woorden > more- most
Mr Velthoven is beautiful.
Mrs van der Meij is more beautiful.
Mrs van Beekum is the most beautiful.

Slide 5 - Diapositive

Uitzonderingen!
Woorden van 2 lettergrepen die eindigen op le,ow, er, y, Some krijgen er-est. De rest krijgt more-most
Vb: This exercise is simpler than the first one.
These flowers are yellower than those flowers.
This exercise is more boring than a lesson-up. 

Slide 6 - Diapositive

Comparisons- pay attention! 
  • Good- better - best
  • Bad - worse - worst
  • y+er/est = ier/iest: happy> happier>happiest
  • Als je er MORE of MOST voorzet, hoef je er geen - ER of -EST meer achter te plakken!

Slide 7 - Diapositive

Quiz time
Quiz time!!!!!
Show what you know!

Slide 8 - Diapositive

Wat zijn de trappen van vergelijking voor:
Tall?
A
taller-tallst
B
taller-tallest
C
more tall-most tall
D
tallier-talliest

Slide 9 - Quiz

Wat zijn de trappen van vergelijking voor:
famous?
A
famouser- famousest
B
more famous- most famous
C
famousser - famoussest
D
more famouser - most famousest

Slide 10 - Quiz

Wat zijn de trappen van vergelijking voor:
important?
A
importanter -importantest
B
more important - most important
C
more importanter - most importantest
D
importantly - importantliest

Slide 11 - Quiz

Wat zijn de trappen van vergelijking voor:
big?
A
bigger - biggest
B
more big - most big
C
biger - bigest
D
bigier - bigiest

Slide 12 - Quiz

Wat zijn de trappen van vergelijking voor:
easy?
A
easier - easiest
B
more easy - most easy
C
easyer - easyest
D
easyr - easyst

Slide 13 - Quiz

Vul in:
This exercise is .... (difficult) than the other exercise.

Slide 14 - Question ouverte

Vul in:
This house is the .... (cheap) house I have ever seen!

Slide 15 - Question ouverte

Vul in:
This house is the ...... (expensive) house in the street.

Slide 16 - Question ouverte

Vul in:
My son is sweeter .... your son.

Slide 17 - Question ouverte

My children are .... most beautiful children there are.

Slide 18 - Question ouverte

Afsluiting.
Nog even kort herhalen!

Slide 19 - Diapositive

Korte woorden van 1 lettergreep:
short - shorter- shortest
Er komt dus -ER of -EST achter het bijvoeglijk naamwoord bij vergelijkingen

Slide 20 - Diapositive

Lange woorden 
Let op:- als het bijvoegelijk naamwoord twee lettergrepen of langer is, zet je er more en most voor
Example: popular - more popular - most popular

Slide 21 - Diapositive

Degrees of comparison

Slide 22 - Diapositive

Degrees of Comparison

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Homework:

Unit 3:
Lesson 2: Do exercises 5, 6 and 7 online
Learn words: lesson 2 on page 129

Slide 25 - Diapositive