1.1 Koning en parlement 1a

Koning en parlement
Staatsinrichting van Nederland
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 70 min

Éléments de cette leçon

Koning en parlement
Staatsinrichting van Nederland

Slide 1 - Diapositive

§1.1
Koning en parlement
A
Oorzaken van de nieuwe grondwet
Leerdoel:
Je kan twee oorzaken noemen voor de Nederlandse grondwetsherziening in 1848.
Begrippen:
Grondwet
Grondrechten
Constitutionele monarchie
B
De grondwet van 1848
Leerdoel:
Je kan drie veranderingen noemen door de grondwetsherziening van 1848.
Begrippen:
Onschendbaar
Staatshoofd
Ministeriële verantwoordelijkheid
C
De Luxemburgse kwestie
Leerdoel:
Je kan uitleggen dat de Luxemburgse kwestie duidelijk maakte dat het parlement in Nederland de macht had.
Begrippen:
Luxemburgse kwestie
 
Regering
Parlement
 
Parlementair stelsel
Districtenstelsel

Slide 2 - Diapositive

Wat weet jij van de Nederlandse regering en politiek?

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive


Hoe veel mensen zitten er in de  Tweede Kamer? 
A
150
B
75
C
225
D
100

Slide 5 - Quiz


Om de hoe veel jaar mogen mensen stemmen? 
A
1
B
2
C
4
D
5

Slide 6 - Quiz


In welk jaar kregen vrouwen eindelijk stemrecht?
A
1917
B
1919
C
1922
D
1953

Slide 7 - Quiz


Welke grote verandering bracht de grondwetsherziening van 1848? 
A
Meer rechten voor de koning
B
Meer rechten voor de burgers
C
Het begin van het koninkrijk Nederland
D
Het begin van de Republiek Nederland

Slide 8 - Quiz


Wie zorgde in 1848 voor een nieuwe grondwet?
A
Koning Willem I
B
Koning Willem IV
C
Thorbecke
D
Piter Jelles Troelstra

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Vidéo

Meer dan 200 jaar was Nederland een republiek: een land zonder koning.

In 1813 werd Nederland (met België en Luxemburg) een monarchie onder koning Willem I.

§1.1
Koning en parlement
A
DeBoze burgers
Oorzaken van de nieuwe grondwet

Slide 11 - Diapositive

Nederland kreeg een grondwet (constitutie) 
De macht van de koning (monarch) was ook vastgelegd in deze grondwet. 

Ook staan de grondrechten van alle burgers in de grondwet. Grondrechten zijn de basisrechten.

Nederland werd een constitutionele monarchie: een grondwettelijk koninkrijk.

§1.1
Koning en parlement
A
DeBoze burgers
Oorzaken van de nieuwe grondwet

Slide 12 - Diapositive

In de grondwet van 1815 had de monarch (koning) veel macht:
  • De ministers waren dienaren van de koning. Koning en ministers vormden samen de regering.
  • Het parlement (Eerste- en Tweede Kamer) had weinig te zeggen.
  • De koning benoemde de leden van de Eerste Kamer.
  • De mensen van de Provinciale Staten kozen de leden van de Tweede Kamer.

§1.1
Koning en parlement
A
DeBoze burgers
Oorzaken van de nieuwe grondwet

Slide 13 - Diapositive

  • In 1830 scheidt België zich af van het koninkrijk na een korte oorlog.
  • Willem I wilde België graag terug en gaf daardoor (te) veel geld uit aan het leger.
  • Dit zorgde voor spanningen tussen de koning en het parlement.
  • In 1840 werd Willem II koning van Nederland.

§1.1
Koning en parlement
A
DeBoze burgers
Oorzaken van de nieuwe grondwet

Slide 14 - Diapositive

Oorzaken:
  • Onvrede over macht van de koning
  • Spanning in Europa

Gevolg         Nieuwe grondwet in 1848, geschreven door o.a. Thorbecke
§1.1
Koning en parlement
A
DeBoze burgers
Oorzaken van de nieuwe grondwet

Slide 15 - Diapositive

Aan de slag 
Lees paragraaf 1A 
Maak opdracht 1 t/m 5

Slide 16 - Diapositive

§1.1
Koning en parlement
Zelfstandig werken
wat?
Lees de tekst op blz. + maak opdracht 1 t/m 5

Tijd:
30 minuten

Uitkomst
Je kijkt de opdrachten zelfstandig na met het antwoordenblad.

Klaar?
  • Bespreek de opdrachten met je buurman/buurvrouw.
  • Kijk de opdrachten zelfstandig na (antwoordenblad bij de docent).
  • Maak een samenvatting van 1.1 (A)
timer
30:00

Slide 17 - Diapositive

Nabespreken

Slide 18 - Diapositive

§1.1
Koning en parlement
A
Oorzaken van de nieuwe grondwet
Leerdoel:
Je kan twee oorzaken noemen voor de Nederlandse grondwetsherziening in 1848.
Begrippen:
Grondwet
Grondrechten
Constitutionele monarchie
B
De grondwet van 1848
Leerdoel:
Je kan drie veranderingen noemen door de grondwetsherziening van 1848.
Begrippen:
Onschendbaar
Staatshoofd
Ministeriële verantwoordelijkheid
C
De Luxemburgse kwestie
Leerdoel:
Je kan uitleggen dat de Luxemburgse kwestie duidelijk maakte dat het parlement in Nederland de macht had.
Begrippen:
Luxemburgse kwestie
 
Regering
Parlement
 
Parlementair stelsel
Districtenstelsel

Slide 19 - Diapositive

Deze vraag gaat over 'democratie in Nederland'. Het schema gaat over de staatsinrichting van Nederland vanaf 1848.  Sleep alle begrippen naar de juiste plek in het schema:
Eerste Kamer
Tweede Kamer
Provinciale Staten
Koning
minister-president
aka premier
Burgers
ministers
Regeringsleider
Staatshoofd

Slide 20 - Question de remorquage

Koning en parlement
Staatsinrichting van Nederland

Slide 21 - Diapositive

§1.1
Koning en parlement
A
Oorzaken van de nieuwe grondwet
Leerdoel:
Je kan twee oorzaken noemen voor de Nederlandse grondwetsherziening in 1848.
Begrippen:
Grondwet
Grondrechten
Constitutionele monarchie
B
De grondwet van 1848
Leerdoel:
Je kan drie veranderingen noemen door de grondwetsherziening van 1848.
Begrippen:
Onschendbaar
Staatshoofd
Ministeriële verantwoordelijkheid
C
De Luxemburgse kwestie
Leerdoel:
Je kan uitleggen dat de Luxemburgse kwestie duidelijk maakte dat het parlement in Nederland de macht had.
Begrippen:
Luxemburgse kwestie
 
Regering
Parlement
 
Parlementair stelsel
Districtenstelsel

Slide 22 - Diapositive

Wat wordt Nederland in 1848?
A
Een constitutionele monarchie
B
Een parlementaire democratie
C
Een totalitaire staat
D
Een federale republiek

Slide 23 - Quiz

Waarom was Willem II bang om zijn macht te verliezen (en was dus de oorzaak van de grondwet van 1848)?
A
Industrialisatie
B
Revoluties
C
Ondernemers
D
Stakingen

Slide 24 - Quiz

De grondwet van 1848 is een liberale grondwet.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz

Door wie is de grondwet van 1848 gemaakt?
A
Koning Willem II
B
Koning Willem III
C
Thorbecke
D
Pieter Jelles Troelstra

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Vidéo

Aan de slag 
Lees paragraaf 1b
Maak een mindmap over de grondwet van 1848
Oorzaken en gevolg
Klaar? opdracht 6 tm 9 maken

Slide 29 - Diapositive

De grondwet zorgde voor een aantal belangrijke politieke veranderingen:
  • De koning werd onschendbaar. De ministers werden verantwoordelijk voor wat de koning deed/zei
  • De koning bleef staatshoofd
  • Ministers moesten verantwoording afleggen aan het parlement, niet meer aan de koning
  • Ministers werden verantwoordelijk voor hun eigen werk: ministeriële verantwoordelijkheid
§1.1
Koning en parlement
B
DeBoze burgers
De grondwet van 1848

Slide 30 - Diapositive

Met de nieuwe grondwet komt de macht bij het parlement te liggen. Dit noemen we een parlementair stelsel.
Dit parlement werd door burgers gekozen:
  • De Tweede Kamer werd elke 4 jaar door de burgers gekozen middels een districtenstelsel: elk gebied (district) in Nederland kiest 1 kamerlid.
  • De Eerste Kamer werd gekozen door de Provinciale Staten. Zij werden dus indirect gekozen.
§1.1
Koning en parlement
B
DeBoze burgers
De grondwet van 1848

Slide 31 - Diapositive

Nieuwe rechten parlement:
  • recht van amendement (wetsvoorstellen wijzigen)
  • recht van enquete (onderzoek instellen)

Nieuwe rechten volk:
  • vrijheid van onderwijs
  • recht van vereniging
  • recht van vergadering
§1.1
Koning en parlement
B
DeBoze burgers
De grondwet van 1848

Slide 32 - Diapositive

Nabespreken

Slide 33 - Diapositive

Grondwet 1814
Grondwet 1848
Eerste kamer wordt gekozen door de provincies
Willem II
constitutionele monarchie 
parlementaire constitutionele monarchie
Eerste kamer wordt gekozen door de koning
Willem I

Slide 34 - Question de remorquage

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive

In de grondwet van 1848 staat dat de koning onschendbaar is. Welke van onderstaande zinnen gaat hierover?
A
De koning heeft het recht om wetten te maken.
B
De koning kan alleen door de Tweede Kamer worden ontslagen.
C
De koning maakt deel uit van het parlement.
D
De koning valt onder ministeriële verantwoordelijkheid.

Slide 37 - Quiz