Les 4

Wat is subjectief?
A
Koorts
B
Bloeddruk
C
Pijn
D
A en B
1 / 23
suivant
Slide 1: Quiz
Signaleren en begeleidenMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs.

Éléments de cette leçon

Wat is subjectief?
A
Koorts
B
Bloeddruk
C
Pijn
D
A en B

Slide 1 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Er staan 2 kannen thee en 2 kannen koffie op tafel. Deze zin is...
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Objectief zijn?
A
feiten
B
meningen

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Objectief of niet objectief:
Hij wordt boos
A
Objectief
B
Niet objectief

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is objectief?
A
De bal is rond
B
Mevrouw heeft een leuke bril
C
De kantine is mooi

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is subjectief
A
Feit
B
Mening

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Mevrouw moest vaak naar het toilet.
Deze zin is....
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Dhr. zegt dat hij honger heeft.
Wat voor soort communicatie is dit?
A
Verbale communicatie
B
Non-verbale communicatie

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Non verbaal is....
A
Communicatie met woorden
B
Communicatie zonder woorden

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is non-verbale communicatie?
A
Telefoon gesprek
B
Radio programma
C
Brief
D
Gezichtsuitdrukking

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

LSD staat voor:
A
Luisteren Samenvatten Doorgaan
B
Laten zien Sorry zeggen Doorgaan
C
Luisteren Samenvatten Doorvragen
D
Luisteren Samen overleggen Doorvragen

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij ondervoeding is er sprake van...
A
Verlies van lichaamsgewicht
B
Afname spiermassa
C
Beide zijn juist

Slide 12 - Quiz

Ondervoeding bij ouderen komt in verpleeghuizen bij 20 tot 25% voor en in de thuiszorg bij 15 tot 25%. Bij ondervoeding is er sprake van verlies van lichaamsgewicht en spiermassa. Hierdoor daalt de weerstand, hebben ouderen een verhoogde kans op opname in een instelling, op complicaties bij ziektes, zijn zij verminderd zelfredzaam en ervaren zij een verminderde kwaliteit van leven. Uiteindelijk zorgt voor ondervoeding voor een verhoogde mortaliteit.
Wat betekent ondervoed?
A
Er is genoeg te eten
B
Er is te weinig eten
C
Er is te veel eten
D
Er is te weinig en te eenzijdig eten

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is BMI?
A
Body Meet Instrument
B
Bol Model Index
C
vetpercentage meetinstrument
D
Body Mass Index

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Kan iemand die overgewicht heeft ook ondervoed zijn?
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn symptomen van ondervoeding?
A
Vermoeidheid
B
Koorts
C
Hoge bloeddruk
D
Pijn

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In welke voeding vind je eiwitten?
A
Fruit en granen
B
Water
C
Melk, eieren en kaas
D
Snoep

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Depressie is een
A
Angststoornis
B
Persoonlijkheids-stoornis
C
Stemmingsstoornis
D
Eetstoornis

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een symptoom van een depressie kan zijn
A
Dwangmatig dingen controleren
B
Wisselende stemmingen hebben
C
Denken dat je de koning bent
D
Suïcidaal zijn

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Oncologie
Wat gaat hier mis?
A
Fout in de celconstructie
B
Fout in de organen
C
Fout in de hersenen
D
Fout in het bloed

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Niet aangeboren hersenletsel (NAH) kan NIET ontstaan door...
A
Auto ongeluk
B
Zuurstoftekort door verdrinking
C
Aangeboren afwijking
D
Herseninfarct

Slide 21 - Quiz

NAH kan ontstaan door een oorzaak buiten het lichaam of in het lichaam. het kan leiden tot beperkingen in bewegen, denken, en zelf in karakterveranderingen
Rachid heeft diabetes.
Wat is een ander woord voor diabetes?

A
blaasontsteking
B
suikerziekte
C
spierzwakte
D
nierziekte

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Iemand met diabetes
A
mag geen suiker eten
B
moet heel veel sporten
C
moet regelmatig eten
D
moet weinig eten

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions