h5 bijles

Een vrouwelijk zoogdier is heterozygoot voor 5 eigenschappen waarvan de genen niet gekoppeld zijn.

Hoe groot is de kans, dat zij een eicel vormt met uitsluitend de recessieve allelen van de betrokken genen?
A
1/32
B
1/16
C
1/3
D
1/5
1 / 35
suivant
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Een vrouwelijk zoogdier is heterozygoot voor 5 eigenschappen waarvan de genen niet gekoppeld zijn.

Hoe groot is de kans, dat zij een eicel vormt met uitsluitend de recessieve allelen van de betrokken genen?
A
1/32
B
1/16
C
1/3
D
1/5

Slide 1 - Quiz

1/2 x 1/2 x 1/2 x 1/2 x 1/2 = 1/32e kans
hetrozygoot
1/2: Aa
1/2: Bb
1/2: Dd
1/2: Gg
1/2: Rr

Slide 2 - Diapositive

Bij fruitvliegen komt een dominant, X-chromosomaal allel Q voor dat staafvormige ogen veroorzaakt. Allel q veroorzaakt normale ogen. Het dominante, niet X-chromosomale allel R veroorzaakt normale vleugels en het allel r veroorzaak kleine vleugels. Een mannetje wordt gekruist met twee verschillende vrouwtjes (1 en 2) met als resultaten:

1) alle nakomelingen hebben normale vleugels; 50% van zowel de mannetjes als vrouwtjes heeft staafvormige ogen en de andere 50% normale ogen
2) alle nakomelingen hebben staafvormige ogen; 75% heeft normale vleugels en de overige 25% heeft kleine vleugels. Wat is het genotype van het mannetje.
A
XQY RR
B
XQY Rr
C
XqY RR
D
XqY Rr

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Diapositive

Bij een diersoort komen van twee onafhankelijk overervende genen letale allelen voor: zygoten met het genotype pp en/of qq zijn niet levensvatbaar.

Welk deel van de zygoten zal bij het ouderpaar PpQq x PpQq niet-levensvatbaar zijn?
A
1/16
B
4/16
C
7/16
D
8/16

Slide 5 - Quiz

Bloedsuikerspiegel daalt
Bloedsuikerspiegel stijgt
glucagon
hoge glucose concentratie
insuline
lage glucose concentratie
stimuleert cellen meer glucose op te nemen

Slide 6 - Question de remorquage

Andere functies van de lever
  • Afbraak van overtollige eiwitten, er ontstaat ureum (urine)
  • Produceren van gal
  • Afbreken van rode bloedcellen, het ijzer wodt opgeslagen
  • Opslag van mineralen en vitamines
  • Ontgiftigen van het bloed (alcohol, medicijnen, drugs)

Slide 7 - Diapositive

In welke bloedvaten is er de hoogste O2, glucose en ureum concentratie
(kort na een maaltijd)?
A
Leverslagader: glucose, urem Poortader: O2 Leverader: -
B
Leverslagader: O2 Poortader: Ureum Leverader: Glucose
C
Leverslagader: O2 Poortader: - Leverader: ureum, glucose
D
Leverslagader: O2 Poortader: Glucose Leverader: Ureum

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Diapositive

Wat is het einde wat onze vraag moet hebben?

Hierdoor wordt de concentratie EPO ........

Slide 10 - Diapositive

Wat is het begin wat onze vraag moet hebben?

Hierdoor wordt de concentratie EPO ........

Slide 11 - Diapositive

Wat is kan ik nog uit de tekst halen?

Door ijzergebrek 
Hierdoor wordt de concentratie EPO ........

Slide 12 - Diapositive

Wat is kan ik nog uit de tekst halen?

Door ijzergebrek 
Hierdoor wordt de concentratie EPO ........

Slide 13 - Diapositive


Door ijzergebrek maakt het lichaam minder rode bloedcellen
Minder rode bloedcellen zorgen ervoor dat er minder 02 vervoerd kan worden. Minder 02 zorgt dat de nieren meer EPO gaan aanmaken. Hierdoor wordt dus de concentratie EPO hoger 

Slide 14 - Diapositive

Maak je niet te druk op het aantal stappen. Je mag hier overheen gaan. Wij mogen alleen kijken of je antwoord de juiste info heeft om punten toe te rekenen:

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Vet eten en diabetes
In Nederland krijgen steeds meer mensen last van overgewicht. De overheid maakt zich hier zorgen over, temeer daar vet eten en overgewicht kunnen leiden tot een vorm van diabetes.

Slide 17 - Diapositive

Een vetrijk dieet kan op den duur leiden tot vermindering van de insulinesecretie door de ß-cellen in de alvleesklier.
Leg dit uit, aan de hand van de gegevens in de tekst en in afbeelding 1.

Slide 18 - Diapositive

1. Lees de vraag
a. In stukjes hakken
b. Kernwoorden markeren
c. einddoel

Slide 19 - Diapositive

4p
Een vetrijk dieet kan op den duur leiden tot vermindering van de insulinesecretie door de ß-cellen in de alvleesklier.
Leg dit uit, aan de hand van de gegevens in de tekst en in afbeelding 1.


Slide 20 - Diapositive

4p
Een vetrijk dieet kan op den duur leiden tot vermindering van de insulinesecretie door de ß-cellen in de alvleesklier.
Leg dit uit, aan de hand van de gegevens in de tekst en in afbeelding 1.

1. Lees de vraag 
a. In stukjes hakken
b. Kernwoorden markeren
c.  einddoel

Slide 21 - Diapositive

4p
Een vetrijk dieet kan op den duur leiden tot vermindering van de insulinesecretie door de ß-cellen in de alvleesklier.
Leg dit uit, aan de hand van de gegevens in de tekst en in afbeelding 1.

2. Aanpak opstellen:   


Begin
Einde

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

4p
Een vetrijk dieet kan op den duur leiden tot vermindering van de insulinesecretie door de ß-cellen in de alvleesklier.
Leg dit uit, aan de hand van de gegevens in de tekst en in afbeelding 1.

3. Info opzoeken
a. Tekst
b. Figuur
4. Antwoord opschrijven: “A leidt tot B, want: (tussenleerlingen)
5. Controle

Slide 25 - Diapositive

Een vetrijk dieet kan op den duur leiden tot vermindering van de insulinesecretie door de ß-cellen in de alvleesklier.
Leg dit uit, aan de hand van de gegevens in de tekst en in afbeelding 1.

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Hoeveel punten heb je gekregen voor deze vraag?
1
2
3
4

Slide 35 - Sondage