KHV2E - 12. Juni 2023

KHV2E - 12. Juni 2023
Doelen van deze les: 

-> Ik kan Duitse voegwoorden gebruiken en ik ken de woordvolgorde in verschillende soorten hoofd- en bijzinnen.

-> Ik ken de woorden van Kapitel 6 Lektion 1 t/m 5.  
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 25 min

Éléments de cette leçon

KHV2E - 12. Juni 2023
Doelen van deze les: 

-> Ik kan Duitse voegwoorden gebruiken en ik ken de woordvolgorde in verschillende soorten hoofd- en bijzinnen.

-> Ik ken de woorden van Kapitel 6 Lektion 1 t/m 5.  

Slide 1 - Diapositive

Voegwoorden en woordvolgorde
(Konjunktion und Wortstellung)
1) Wat zijn voegwoorden? 

2) Wat is een hoofdzin en wat is een bijzin? 

3) Welke voegwoorden moet je kennen? 

4) Wanneer is de woordvolgorde anders dan in het Nederlands?

Slide 2 - Diapositive

Voegwoorden en woordvolgorde
1) Wat zijn voegwoorden? 
Woorden die zinnen of delen van zinnen met elkaar verbinden.
bijvoorbeeld: en, of, maar , omdat
Voegwoorden verbinden een hoofdzin met een hoofdzin, of een hoofdzin met een bijzin.

2) Wat is een hoofdzin en wat is een bijzin? 

Slide 3 - Diapositive

Voegwoorden en woordvolgorde
2) Wat is een hoofdzin en wat is een bijzin? 
hoofdzin - een zelfstandige zin, bijvoorbeeld: Het weer is mooi.
 
bijzin - onderdeel van een hoofdzin en kan niet 'los' gebruikt worden. bijvoordbeeld: Het weer is mooi, omdat het niet regent. 

Als je een voegwoord gebruikt, moet je goed kijken naar de woordvolgorde in de zin. 

3) Welke voegwoorden moet je kennen? 

Slide 4 - Diapositive

Voegwoorden en woordvolgorde
3) Welke voegwoorden moet je kennen? 

hoofdzin + hoofdzin: und (en), oder (of), aber (maar), sondern (maar), denn (want) 

hoofdzin + bijzin met één werkwoord: wenn (als), dass (dat), ob (of), weil (omdat)

hoofdzin + bijzin met meerdere werkwoorden: weil (omdat), dass (dat)


4) Wanneer is de woordvolgorde anders dan in het Nederlands?

Slide 5 - Diapositive

und
oder
aber
sondern
denn
wenn
dass
ob
weil
maar
maar
of
en
als
dat
want
omdat
of

Slide 6 - Question de remorquage


Du kannst auch mitkommen, WENN du willst.
A
maar
B
of
C
als
D
dat

Slide 7 - Quiz


Unser Auto ist nicht rot, SONDERN blau
A
maar
B
want
C
als
D
omdat

Slide 8 - Quiz


Wir gehen nicht an den Strand, DENN es ist jetzt zu kalt.
A
maar
B
want
C
omdat
D
en

Slide 9 - Quiz


Wisst ihr nicht, DASS Florian jetzt in Frankreich ist?
A
maar
B
of
C
als
D
dat

Slide 10 - Quiz

Kies het juiste woord.

Weißt du schon, ... du mitkommen willst?
A
ob
B
oder

Slide 11 - Quiz

Kies het juiste woord.

Ich will nicht fliegen, ... ich habe Höhenangst.
A
denn
B
wenn

Slide 12 - Quiz

Kies het juiste woord.

Ich habe gelesen, ... das Wetter in Zürich gut ist.
A
dass
B
wenn

Slide 13 - Quiz

Kies het juiste woord.

Wir wollen dir eine Karte schicken, ... wir in Genf sind.
A
denn
B
wenn

Slide 14 - Quiz

Verbind de zinnen met elkaar.

[omdat] Laila fliegt nach New York. Sie möchte die Stadt kennen lernen.

Laila fliegt nach New York, ...

Slide 15 - Question ouverte

Verbind de zinnen met elkaar.

[dat] Mehmet ruft. Seine Freunde sollen auf ihn warten.

Mehmet ruft, ...

Slide 16 - Question ouverte

Voegwoorden en woordvolgorde
4) Wanneer is de woordvolgorde anders dan in het Nederlands?

In zinnen met twee of meer werkwoorden in een bijzin kan de woordvolgorde in de Duitse bijzin anders zijn dan in de Nederlandse bijzin: 

Ich weiß nicht, ob er heute kommen kann. -> Ik weet niet of hij vandaag kan komen

Slide 17 - Diapositive

Je gaat nu zelfstandig aan het werk...
De komende 20 minuten maak je de volgende opdrachten in het boek: 
vanaf bladzijde 135 opdracht 2, 8, 11, 12, 13, 14
Lees de theorie van Grammatik D nog een keer goed door. (S.140)


Ben je klaar en er is nog tijd over? 
Leer de woorden van Lektion 1 t/m 5. 


timer
20:00

Slide 18 - Diapositive