H-3 Paragraaf 1 IJs, water, waterdamp

Hoofdstuk 3 Water
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 7 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 3 Water

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Moleculen en atomen
Hoofdstuk 3 Water
Paragraaf 3.1 IJs, water, waterdamp.

Slide 3 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je kunt de drie fasen van water herkennen in de praktijk.
  • Je kunt de drie fasen waarin water kan voorkomen beschrijven met het deeltjesmodel.
  • Je kunt met het deeltjesmodel verklaren waarom ijs en veel andere vaste stoffen een kenmerkende kristalstructuur hebben.
  • Je kunt uitleggen wat cohesie en adhesie zijn. (EXTRA)

Slide 4 - Diapositive

Je kunt de drie fasen van water herkennen in de praktijk.
Drie fasen?
Je ziet negen foto's.
En er zijn drie "fasen".
Wat zou dat betekenen?

Slide 5 - Diapositive

Moleculen en atomen
IJs, water, waterdamp.
IJS
WATER
???
de stof water
in vaste toestand
de stof water
in vloeibare toestand
de stof water
in gasvormige toestand

Slide 6 - Diapositive

Moleculen en atomen
IJs, water, waterdamp.
IJS
WATER
WATERDAMP
(IS NIET ZICHTBAAR)
de stof water
in vaste toestand
de stof water
in vloeibare toestand
de stof water
in gasvormige toestand
Rijp
Oh ja,  dit is RIJP.

Slide 7 - Diapositive

waterdamp
(gas)
waterdruppels
(vloeibaar)

Slide 8 - Diapositive

IJs, Water, Waterdamp
  • is steeds dezelfde stof: water
  • bestaat dus ook uit dezelfde moleculen: watermoleculen
Wat zijn dat dan?
MOLECULEN?

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Hoe komt het dat dezelfde stof
(water) op drie manieren kan voorkomen in de natuur?

Slide 11 - Diapositive

Deeltjesmodel






Vast (s)                         Vloeibaar (l)                         Gas (g)

Slide 12 - Diapositive

Het deeltjesmodel: afspraken
  • Iedere stof is opgebouwd uit heel kleine deeltjes: moleculen
  • Elke soort stof bestaat uit zijn eigen soort moleculen. 
  •  Moleculen bewegen voortdurend, de snelheid hangt af van de temperatuur. 
  • Moleculen trekken elkaar aan.

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Verklaar de gebeurtenis uit het filmpje met het deeltjesmodel
A
de moleculen van een stof veranderen niet
B
de moleculen van een stof bewegen
C
de moleculen van een stof trekken elkaar aan

Slide 15 - Quiz

Cohesie
De watermoleculen trekken elkaar aan.
Moleculen van dezelfde soort: COHESIE
Adhesie
De watermoleculen en de moleculen van de cellen van het oog trekken elkaar aan. Moleculen van verschillende soort: ADHESIE

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Verklaar de gebeurtenis uit het filmpje met het deeltjesmodel
A
de moleculen van een stof veranderen niet
B
de moleculen van een stof bewegen
C
de moleculen van een stof trekken elkaar aan

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Opdracht
Lees paragraaf 3.1 goed door.
Maak de vragen 1 t/m 11 van par. 3.1

Slide 23 - Diapositive

Paragraaf 3.3

Slide 24 - Diapositive

Water, waterdamp en ijs
Water komt voor in drie toestanden:
  1. Vast (sneeuw en ijs)
  2. Vloeibaar (water)
  3. Gasvormig (waterdamp)

Elke dag gaan er grote hoeveelheden water van de ene toestand in de andere.

Slide 25 - Diapositive

Fasedriehoek

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Vidéo

Slide 28 - Vidéo

Fase-overgangen
Verandering van de ene fase naar de andere fase:
  • vloeibaar naar vast = bevriezen (bij andere stoffen:stollen
  • vast naar vloeibaar =  smelten 
  • vloeibaar naar gasvormig (damp) = verdampen 
  • gasvormig naar vloeibaar = condenseren
  • vast naar gas = vervluchtigen 
  • gas naar vast = rijpen

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Vidéo

Met het deeltjesmodel kun je de faseovergangen verklaren.

Wat is het belangrijkste verschil tussen de moleculen in een vloeistof en in een gas?

A
In een vloeistof hebben de moleculen een vaste plaats.
B
In een vloeistof zitten de moleculen dichter op elkaar
C
In een vloeistof zijn de moleculen groter.
D
In een vloeistof zijn de moleculen kleiner.

Slide 31 - Quiz

A is?
A
Vloeibaar
B
Gasvormig
C
Vast

Slide 32 - Quiz

B is?
A
Vloeibaar
B
Gasvormig
C
Vast

Slide 33 - Quiz

C is?
A
Vloeibaar
B
Gasvormig
C
Vast

Slide 34 - Quiz

Aan de slag
We maken nu paragraaf 3 af. 

Lees de tekst, maak de opdrachten. 

Slide 35 - Diapositive