Quizvragen - deel I - H1-H4 Dilemma ML

Quiz-vragen - deel I
Thema: Parlementaire democratie par.1 t/m H4
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Quiz-vragen - deel I
Thema: Parlementaire democratie par.1 t/m H4

Slide 1 - Diapositive

Welke stelling is juist?
1. Een referendum over een bepaald onderwerp is een voorbeeld van directe democratie.
2. NL is een indirecte democratie omdat wij volksvertegenwoordigers kiezen die namens ons beslissingen nemen.
A
Alleen stelling 1 is juist
B
Alleen stelling 2 is juist
C
Stelling 1 en 2 zijn beide juist
D
Stelling 1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 2 - Quiz

Wie hebben er in een dictatuur last van beperkingen van grondrechten?
A
Bedrijven en militairen
B
Burgers en media
C
Politie en burgers
D
Media en politieke bestuurders

Slide 3 - Quiz

Op basis van hun ideologie kiezen progressieve partijen voor:
A
behoud van wat in de samenleving is gerealiseerd.
B
een terugkeer naar vroegere normen en waarden.
C
het politieke midden.
D
maatschappelijke veranderingen.

Slide 4 - Quiz

Liberale politieke partijen benadrukken dat:

A
burgers meer vrijheid moeten krijgen
B
mensen gelijke kansen moeten krijgen
C
de overheid een sterke positie moet hebben.
D
veel taken zijn weggelegd voor het maatschappelijk middenveld.

Slide 5 - Quiz

Linkse politieke partijen:

A
vinden dat rijke mensen evenveel belasting moeten betalen als arme mensen.
B
vinden dat de overheid moet opkomen voor de zwakkeren in de samenleving.
C
willen het verschil tussen arm en rijk vergroten.
D
hechten veel waarde aan het bedrijfsleven.

Slide 6 - Quiz

Welke kenmerken horen bij de VVD?
A
progressief en confessioneel
B
rechts en liberaal
C
behoudend en links
D
links en progressief

Slide 7 - Quiz

Politieke partijen vervullen enkele belangrijke taken in onze democratie.

1. Met het samenbundelen van ideeën wordt bedoeld dat politieke partijen burgers enthousiast maken voor de politiek.

2. Met het selecteren van kandidaten wordt bedoeld dat politieke partijen kandidaten uitzoeken voor bestuursfuncties.

A
Alleen stelling 1 is juist
B
Alleen stelling 2 is juist
C
Stelling 1 en 2 zijn beide juist
D
Stelling 1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 8 - Quiz

Welke stelling is juist?
1. Een voorbeeld van passief kiesrecht is dat iemand bij een verkiezing gaat stemmen.
2. Een voorbeeld van passief kiesrecht is dat iemand een burgerinitiatief start.
A
Alleen stelling 1 is juist
B
Alleen stelling 2 is juist
C
Stelling 1 en 2 zijn beide juist
D
Stelling 1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 9 - Quiz

Lees onderstaande stelling - Waar of niet waar?:

'Passief kiesrecht geldt voor die mensen die ook actief kiesrecht hebben.'

A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Wat is een lijsttrekker?
A
Iemand binnen een politieke partij die de verkiezingslijst met namen opstelt
B
een communicatiedeskundige die partijen adviseert
C
de man of vrouw die het imago en de verkiezingsstrategie bepaalt.
D
het ‘gezicht’ van de partij tijdens de verkiezingscampagne

Slide 11 - Quiz

Sleep de ideologieën naar de juiste plek
Extreem-links
Links
Midden
Rechts
Extreem-rechts
Communisme
Anarchisme
Socialisme
Liberalisme
Conservatisme
Confessionalisme
Fascisme
Nazisme

Slide 12 - Question de remorquage

Sleep naar de juiste ideologie
Socialisme
Liberalisme
Conservatisme

Christen-democratie
Ook kinderen met een beperking moeten een plek krijgen op een reguliere school.
De vrije seksuele moraal, de multicultisamenleving: dat wil ik niet
Mensen moeten hun eigen keuzes kunnen maken over goed en kwaad.
 loonsverhoging in de zorg, een huurbevriezing en meer geld voor woningcorporaties.
Prostituees niet vervolgen, klanten wel.
Leerlingen moeten we leren om goede burgers te worden die zich netjes gedragen.

Slide 13 - Question de remorquage

Welke politieke stroming past bij de uitleg?
Uitleg
Politieke stroming
Politieke groep die vindt dat ieder mens zoveel mogelijk vrijheid moet hebben.
Politieke stroming die het verschil tussen arm en rijk wil verkleinen door sociale wetten.
Politieke groep waarbij mensen hun ideeën over politiek, onderwijs etc. baseren op hun godsdienst
Liberalen
Sociaaldemocraten
Confessionelen

Slide 14 - Question de remorquage

Welzijnsdilemma


         DEBAT
Strijd Links
Strijd Rechts
Bestaans-
zekerheid
Eigen
Verantwoor-delijkheid
Solidariteit

Slide 15 - Question de remorquage

7. Trias Politica, drie machten:
wetgevende
uitvoerende
rechterlijke
wie?
wie?
wie?
wat ze doen:
wat ze doen:
wat ze doen:
wetten uitvoeren en handhaven
parlement
rechters
zij die de wet overtreden bestraffen
stelt wetten op
Regering / ministers

Slide 16 - Question de remorquage

Nederland is een parlementaire democratie.
Welk kenmerk past niet bij een parlementaire democratie?
A
Er zijn grondrechten, zoals iedereen is gelijk.
B
De politieke macht ligt bij het parlement.
C
De regering beslist of een wet wordt aangenomen.
D
Er zijn vrije en geheime verkiezingen.

Slide 17 - Quiz

Hoe noem je in de gemeente de volksvertegenwoordiging?

Slide 18 - Question ouverte

Systeemmodel. Welke volgorde is juist
A
Invoer, omzetting, uitvoer, terugkoppeling
B
terugkoppeling, uitvoer, omzetting, invoer
C
Invoer, uitvoer, terugkoppeling, omzetting
D
Omzetting, uitvoer, invoer, terugkoppeling

Slide 19 - Quiz

Het systeemmodel kent verschillende Welke subfase van de omzettingsfase fase herken je in de tekst?
Systeemmodel
A
Politieke agendavorming
B
Beleidsvoorbereiding
C
Beleidsbepaling
D
Geen van de drie

Slide 20 - Quiz

politieke besluitvorming

Slide 21 - Diapositive

Wat is het verband tussen waarden en normen?
A
Een waarde is concreet en een norm is abstract.
B
Een waarde is de weg waarlangs je een norm wilt verwerkelijken.
C
Een waarde is een principe waaruit je een norm afleidt.
D
Waarden komen voort uit idealen die gebaseerd zijn op normen.

Slide 22 - Quiz


Ik drink geen alcohol, want dat is slecht voor je gezondheid. Waarde of norm?
A
Waarde
B
Norm

Slide 23 - Quiz

Een maatschappelijk probleem 
geen maatschappelijk probleem
Er is maar één oplossing
Het probleem krijgt veel aandacht in de media
De politiek bemoeit zich met het probleem
Veel mensen hebben ermee te maken
Mensen hebben verschillende meningen over de oorzaak en de oplossing.
weinig mensen hebben ermee te maken
Het probleem krijgt  weinig aandacht in de media

Slide 24 - Question de remorquage

Maatschappelijk probleem
Persoonlijk probleem
Ruzie met je vriend
Klimaatverandering
Huiswerk niet af
Lerarentekort
Coronabesmettingen
je moet in quarantaine

Slide 25 - Question de remorquage