Les 2 WHU BBL

Les 2 WHU BBL
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
Wonen en huishoudingMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Les 2 WHU BBL

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoelen
  • De schoonmaakregels benoemen en toepassen.
  • De verschillende schoonmaakdoekjes en hun toepassingen herkennen.
  • De reinheidsgraden uitleggen en het belang van hygiëne begrijpen.
  • Dagelijkse en periodieke schoonmaaktaken onderscheiden.
  • Onderhoudsmiddelen en milieubewuste schoonmaakpraktijken bespreken.

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorkennis 

Wat betekent 'schoon' voor jullie?

 

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Quiz 
Om jullie voorkennis te testen starten we met een quiz. 
Telefoons bij de hand :-) 

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke kleur doekjes wordt er gebruikt bij het schoonmaken van het sanitair?

Slide 5 - Question ouverte

Dit is per organisatie waarschijnlijk verschillend, maar hier op het Alfa college worden de volgende kleuren doekjes gebruikt
Rood = sanitair​ (badkamer/toilet)
Blauw = interieur​
Groen = vloer​
Geel = keuken
Wat is het verschil tussen hygiënisch en representatief schoon?

Slide 6 - Question ouverte

Hygiënisch schoon betekent vrij van schadelijke bacteriën. 

Representatief schoon betekent dat het er netjes uitziet.
Waarom werk je van schoon naar vuil?

Slide 7 - Question ouverte

Om kruisbesmetting te voorkomen.
Wat is een ad-hoc schoonmaaktaak?

Slide 8 - Question ouverte

Een taak die spontaan ontstaat, zonder vooraf geplande frequentie.
Welke levels van schoonmaken ken jij?

Slide 9 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Reinheidsniveau's
Ruwschoon = ontvangsthal of berging
Huishoudelijk schoon = woonkamer, hotelkamer
Smetschoon = operatiekamer

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar denk je aan als je het woord
SCHOONMAAKREGEL hoort?

Slide 11 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Schoonmaakregels en methodes
  • De kleuren van schoonmaakdoekjes en waarom deze belangrijk zijn.
  • De schoonmaakvolgorde (hoog naar laag, schoon naar vuil, droog naar nat).
  • Het belang van periodieke en dagelijkse schoonmaak. (wat zijn volgens jullie voorbeelden van dagelijkse taken en periodieke taken?)

Slide 12 - Diapositive

Kleuren worden gebruikt om kruisbesmetting te voorkomen. Elke kleur is gekoppeld aan een specifiek type schoonmaakgebied. Dit voorkomt dat vuil of ziekteverwekkers van de ene ruimte naar de andere worden overgebracht. 

Droog naar nat: Eerst stof afnemen (droog) en daarna nat schoonmaken. Dit voorkomt dat stof zich verspreidt bij het dweilen.
Voorbeeld: Eerst stofzuigen of afstoffen van meubels, en daarna pas dweilen.







Dit zijn de volgende schoonmaakregels waaraan jij je moet houden:








  1. Werk van schoon naar vuil;
  2. Werk van buiten naar binnen;
  3. Werk van hoog naar laag;
  4. Werk in een logische; werkvolgorde 
  5. Werk in een ruimte steeds linksom of rechtsom.

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdracht schoonmaakplan
• Deel de klas in kleine groepjes van 3 studenten.
• Geef elke groep het scenario en laat ze een schoonmaakplan opstellen 



Slide 14 - Diapositive


• Het plan moet ten minste de volgende onderdelen bevatten:
o Welke schoonmaakmiddelen en -doeken worden gebruikt voor de verschillende oppervlakken?
o De volgorde van schoonmaken (van hoog naar laag, schoon naar vuil).
o Eventuele veiligheidsmaatregelen (bijv. het dragen van handschoenen, goed ventileren).
o De tijdsindeling voor de schoonmaak van de ruimte.
Presentatie:
• Elke groep presenteert hun schoonmaakplan in 2 minuten.
• Bespreek klassikaal de plannen en geef feedback, focus op logica, hygiëne en veiligheid.

Onderhoudsmiddelen en milieu bewust schoonmaken
  • Soorten schoonmaakmiddelen en waarvoor ze gebruikt worden.
  • Waarom milieuvriendelijk schoonmaken belangrijk is.

  • Zoek op het internet naar etiketten van schoonmaakmiddelen en bespreek welke gevaren er op staan. 

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Om het beste resultaat te bereiken bij schoonmaken moet je het juiste schoonmaakmiddel kiezen. Schoonmaakmiddelen kun je indelen in vier groepen:
  1. Reinigingsmiddelen
  2. Onderhoudsmiddelen 
  3. Desinfecteermiddelen 
  4. Oplosmiddelen 

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Schoonmaakmiddelen 
- Reinigingsmiddelen: Schoonmaakmiddel die als doel heeft vuil weg te halen. 
- Onderhoudsmiddelen: Schoonmaakmiddel met als doel meubelen te onderhouden. Bijv. een leren bank of houten tafel.
- Desinfectiemiddelen: Schoonmaakmiddel met als doel bacteriën te doden. 
- Oplosmiddelen: Schoonmaakmiddel voor hardnekkige vuilresten. Deze gebruik je alleen als reinigingsmiddelen het vuil niet weg krijgen.

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

korte quiz 

Schoonmaakmiddelen ​
Onderhoudsmiddelen
​Combinatiemiddelen​  
Oplosmiddelen​
Desinfectiemiddelen




Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het belangrijkste verschil tussen schoonmaakmiddelen en desinfectiemiddelen?
A
Schoonmaakmiddelen verwijderen vuil, terwijl desinfectiemiddelen ziekteverwekkers doden.
B
Schoonmaakmiddelen zijn vloeibaar, desinfectiemiddelen altijd in poedervorm.
C
Schoonmaakmiddelen kunnen ook gebruikt worden voor het onderhoud van machines, desinfectiemiddelen niet.
D
Desinfectiemiddelen zijn altijd geurloos, schoonmaakmiddelen nooit.

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het belangrijkste doel van onderhoudsmiddelen?
A
Ze reinigen oppervlakken.
B
Ze beschermen en behouden de staat van objecten of apparatuur.
C
Ze doden ziekteverwekkers.
D
Ze maken oppervlakken snel droog.

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke van de volgende producten is een voorbeeld van een oplosmiddel?
A
azijn
B
alcohol
C
afwasmiddel
D
schoonmaakdoekjes

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Combinatiemiddelen combineren meestal twee functies. Welk van de volgende is een typisch voorbeeld?
A
Een middel dat alleen vet verwijdert.
B
Een doek die vuil opneemt.
C
Een schoonmaakmiddel dat tegelijkertijd desinfecteert.
D
Een poeder dat oppervlakken reinigt zonder water.

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Evaluatie en huiswerk
zie studiewijzer 

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions