Taal woordenschat blok 7

Woordenschat
Blok 7 alle woorden!
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 5

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Woordenschat
Blok 7 alle woorden!

Slide 1 - Diapositive

Wat is een gewoonte?
A
Iets nieuws uitproberen.
B
Iets dat je altijd op een bepaalde manier doet.
C
Als je normaal doet.
D
Iets hetzelfde doen als je buurman.

Slide 2 - Quiz

Wie neem jij wel eens in de maling?
En wat doe je dan?
Tip!
Zoek eerst op wat: 'in de maling nemen' is. 

Slide 3 - Question ouverte

Wat doe je jaarlijks?
A
Jouw verjaardag vieren
B
Je zwemdiploma halen
C
Sinterklaas vieren
D
Leren fietsen.

Slide 4 - Quiz

Wat doet een edelsmid?

Slide 5 - Question ouverte

Ga naar bladzijde 69. We maken samen een woordweb over: de parel.
Gebruik alleen steekwoorden

Slide 6 - Carte mentale

Wat is een tulband:
A
Een kledingstuk die om je middel gaat.
B
Een warme sjaal.
C
Een band die je kan winnen met judo.
D
Een soort hoed, gemaakt van een doek.

Slide 7 - Quiz

Wat is een suppoost?
A
Iemand die boetes uit gaat delen.
B
Iemand die oplet of er niets verkeerd gaat.
C
Iemand die alles expres omgooit.
D
Dat is een sport.

Slide 8 - Quiz

Waar zou een suppoost kunnen werken?

Slide 9 - Question ouverte

Wat doet een acteur?

Slide 10 - Question ouverte

Wat doet een acteurs die schitteren in hun rol?
A
Ze zijn heel goed
B
Ze maken grappen
C
Ze geven licht
D
Ze zingen

Slide 11 - Quiz

Wat vind jij boeiend?
Dit mag op school of thuis zijn.

Slide 12 - Question ouverte

Zelfstandig naamwoord
Een word waar je de, het of een voor kan zetten. Het zijn mensen, dieren planten, begrippen en dingen. 
Bijvoorbeeld:
voetbal, koning, piraat, boomstam.

Slide 13 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord
Zegt iets over het zelfstandig naamwoord. Het zegt vaak iets over wat je ervan vindt, over de vorm, de grootte, de kleur of het materiaal. Het staat voor een zelfstandig naamwoord. 
Bijvoorbeeld: mooie, bruine, ronde, kleine. 

Slide 14 - Diapositive


Slide 15 - Question ouverte

Zoek op wat decor betekent. Bedenk een bijvoeglijk naamwoorden bij het decor.
het ...... decor

Slide 16 - Carte mentale

Zoek op wat komisch betekent.
Bedenk er zelf een zelfstandig naamwoord bij.

Slide 17 - Carte mentale