Vervoegen betekent dat een werkwoord wordt aangepast aan de persoon (ik, jij, hij/zij, wij) en de tijd (heden, verleden, toekomst). Dit is essentieel om correcte zinnen te maken.
Voorbeeld: Tegenwoordige tijd (Präsens)
- Ich schreibe eine E-Mail, er schreibt eine E-mail und Sie schreiben eine E-mail (Ik schrijf een e-mail.)
Voorbeeld: Verleden tijd (Präteritum)
- Gestern schrieb ich eine Präsentation, die ihr schriebt hätten sollte.
Voorbeeld: Voltooid deelwoord (Perfekt)
- **Ich habe eine Rechnung geschrieben und er hat den Vertrag unterschrieben
Hinweis:
- Leer de sterke werkwoorden uit het hoofd, ze komen zakelijk dagelijks voor in ons leven.