16.03 - h3 - Werkwoordspelling

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Stillezen

Planning

• Werkwoordspelling, een beetje theorie en oefenen

Leerdoelen

- Ik weet hoe ik persoonsvormen in de tegenwoordige tijd moet spellen. 

- Ik weet hoe ik werkwoorden in de verleden tijd moet spellen.

Stelling:
'dt' achter een werkwoord plakken kan niet.

1. juist
2. onjuist
3. alleen in de tegenwoordige tijd
4. alleen in de verleden tijd

Stelling
'Stam+t' is een goede theorie om te gebruiken bij het spellen van werkwoorden in de tt.

1. juist
2. onjuist

Wat klopt er niet in dit schema?

In de tt hoef je je alleen druk te maken over de spelling van de persoonsvorm.

Hoe vind je die?

Dit zijn de onderwerpen die voorkomen in de toets:

- meervouden    

- verkleinwoorden

- stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden 

- sommige(n)/andere(n)/alle(n)/enkele(n) 

- samenstellingen 

- wanneer streepje in samenstellingen 

- werkwoordspelling tt 

- werkwoordspelling vt <

- hoofdlettergebruik

- leestekens

- au/ou

- trema in werkwoorden/meervouden

- schrijven van getallen

Werkwoordspelling 

Wat weet je al?

Tegenwoordige tijd

Áltijd alleen +t mogelijk en niet +d of +dt.

Hij houdt van haar. (houden van)

Zij roeit zo snel. (roeien)

De kat slaapt lekker. (slapen)

Verleden tijd (zwakke ww)

Zowel +t als +d mogelijk.

('t ex kofschip)

Hij roeide niet zo snel. (roeien)

Wij werkten daar al. (werken)

Zij lachte me uit. (lachen)

Jij beleefde dat anders dan ik. (beleven)

Tegenwoordige tijd

Verleden tijd (zwakke ww)

Zowel +t als +d mogelijk.

('t ex kofschip)

Hij roeide niet zo snel. (roeien)

Wij werkten daar al. (werken)

Zij lachte me uit. (lachen)

Jij beleefde dat anders dan ik. (beleven)

1. Zet in de verleden tijd.
Wat gebeurt er met de klank?
WACHTEN

1. de klank verandert
2. de klank blijft gelijk

2. Zet in de verleden tijd.
Wat gebeurt er met de klank?
SLAPEN

1. de klank verandert
2. de klank blijft gelijk

Zwakke werkwoorden blijven in een andere tijd hetzelfde klinken.

Bijvoorbeeld:
wacht - wachtte
dans - danste
kook - kookte
teken - tekende

Sterke

werkwoorden

hebben de

KRACHT

om in de verleden tijd

van klank te veranderen.

3. Schrijf een voorbeeld van
een sterk werkwoord op

Bedenk zelf voorbeelden, zoals:
denk - dacht
lieg - loog
zwem - zwom

4. Sterk of zwak?

DENKEN

1. sterk werkwoord
2. zwak werkwoord

5. Sterk of zwak?

WENSEN

1. sterk werkwoord
2. zwak werkwoord

6. Sterk of zwak?

BIJTEN

1. sterk
2. zwak

Verleden tijd

zwakke werkwoorden

In het enkelvoud: stam + te / stam + de

In het meervoud:
stam + ten / stam + den

-te(n) of -de(n)?

    Vaak hoor je of je

stam + te(n)

of stam + de(n)

moet gebruiken.

Voorbeelden 

spelen-speelde-gespeeld

maken-maakte-gemaakt

vertellen-vertelde-verteld

raken- raakte-geraakt

                            

Twijfel je?
Als de laatste letter van de stam voorkomt in
't ex-kofschip, schrijf je in de verleden tijd -te(n).
Zo niet, dan schrijf je -de(n). 

't ex-kofschip

werken - werk

De 'k' komt voor in 't ex-kofschip, dus is de verleden tijd werkte.

Mischa en Kau (hurken) naast de verdwaalde peuter.

1. hurkte
2. hurkde
3. hurkten
4. hurkden

Met grote ogen (staren) tante Wil naar de foto van haar zoon.

1. staarde
2. staarte
3. staarden
4. staarten

Daniëlle (aanvaarden) de excuses van Rivka.

1. aanvaarde
2. aanvaardde
3. aanvaarden
4. aanvaardden

Na één seizoen (verdwijnen) de quiz alweer van het scherm.

1. verdwijnen
2. verdwijnden
3. verdwijnde
4. verdween

Het arme hondje (beven) van de kou.

1. beefte
2. beefde
3. beeften
4. beefden

Rob (kaften) zijn schoolboeken met oude landkaarten.

1. kafte
2. kaften
3. kaftte
4. kaftten

Wij (verbazen) ons over de prijs van de vliegtickets.

1. verbaaste
2. verbaasten
3. verbaasde
4. verbaasden

De voetbalsupporters (fluiten) naar de scheidsrechter.

1. flote
2. fluitte
3. floten
4. fluitten

Danny (bluffen) wat af tijdens het pokeren.

De coördinator (verdelen) de taken over het team.

Kim (fotograferen) haar hele familie.

Tijdens het verhoor (biechten) de crimineel alles op aan de politie.

Voltooid deelwoord

Is gebeurd.

Kies de juiste schrijfwijze

1. wij hebben gejuicht
2. wij hebben gejuichd

Kies de juiste schrijfwijze

1. wij hebben geverft
2. wij hebben geverfd

Kies de juiste schrijfwijze

1. wij hebben beleeft
2. wij hebben beleefd

Kies de juiste schrijfwijze

1. wij hebben getelefoneerd
2. wij hebben getelefoneert

word

verft

leven

schreven

sprong

juichte

beleefden

zwommen

schrijft