Weet jij de persoonsvormen in het Spaans? Koppel de juiste Nederlandse betekenis eraan.
Doe daarna het zelfde met de rode kaartjes. (Weet je een woord niet? zoek het op!)
YO
TÚ
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
ik
jij
María y Pepe
zij (mv)
u
wij
hij
jullie
zij
mi hermano y yo
u (mv)
Isabel y tú
Juan
señora Schie
Slide 2 - Question de remorquage
Sleep de persoonlijk voornaamwoorden naast elkaar
Pedro y tú ...............
Mis padres
Yo y mi hermano
Tú .......
Camilo
Wij
Jij
Ze (mv)
Jullie
Hij
Slide 3 - Question de remorquage
Slide 4 - Diapositive
ser+estar=zijn
SER Estar
Yo soy española Yo estoy en clase
Juan es mi hermano. Tú estás en casa
Vosotros sois amigos
Slide 5 - Diapositive
Sleep de blauwe woorden naar de gele woorden!
yo
tú
él, ella, usted
nosotros
vosotros
ellos, ellas, ustedes
soy
eres
es
somos
sois
son
Slide 6 - Question de remorquage
¡Hola! yo __________ Francis.
Juan vive en España. Él ___________ español.
Ana y Carlos _______________ amigos.
¿De dónde ___________ tú?
Nosotros _____ de Barcelona.
soy
es
son
eres
somos
Slide 7 - Question de remorquage
Sleep het antwoord naar de juiste plek!
3. Vosotros...........españoles.
1. María.........una chica muy inteligente.
2. Yo y Carlos................amigos.
5. Tú...........muy guapo.
4. María y Marta.................alumnas.
6. Yo.....profesor de español.
soy
eres
son
sois
somos
es
Slide 8 - Question de remorquage
woorden die eindigen op -o of een medeklinker zijn meestaal?
Slide 9 - Question ouverte
woorden die eindigen op -a zijn meestaal?
Slide 10 - Question ouverte
woorden die eindigen op -e zijn meestaal?
Slide 11 - Question ouverte
wat moet je aan een mannelijk zelfstandig naamwoord dat eindigt op een medeklinker toevoegen voor de vrouwelijke vorm?
Slide 12 - Question ouverte
Schrijf de vrouwelijke vorm van:
el director
Slide 13 - Question ouverte
Schrijf de vrouwelijke vorm van:
el perro
Slide 14 - Question ouverte
Schrijf de vrouwelijke vorm van:
el estudiante
Slide 15 - Question ouverte
Plaats de zelfstandige naamwoorden bij het juiste lidwoord.
la
los
las
el
profesora
música
mesa
libro
bolígrafos
carpetas
alumnos
sillas
pizarras
diccionario
Slide 16 - Question de remorquage
Deberes (Huiswerk)
LessonUp clase 14 sep maken.
Leren woorden unidad 1
3. Maken alle gram oef U1
(in Blink, in het boek dat gedeeld is met de klas!)
Slide 17 - Diapositive
¿Cómo has trabajado hoy en clase?
A
Muy bien:))
B
Bien :)
C
Regular :|
D
Mal :(
Slide 18 - Quiz
1. Wat heb je geleerd in deze les? Had je meer kunnen leren? Hoe kun je ervoor zorgen dat je meer opsteekt? 2. Wat ging goed? Wat kan beter? Hoe ga je dat aanpakken?