# Voorbereidingen CE teksten begrijpen en woordenschat 2f

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1,2

Lezen & luisteren

CE 2F/3F

                                                                                       

Lesdoel

Voorbereiding op het centraal examen lezen en luisteren.

              Vragen over tekstbegrip vormen een onderdeel in de vragen en teksten van het CE Nederlands.

Je kent en herkent de functie van signaalwoorden.

Je weet wat verwijswoorden zijn.

Je weet waar ze naar verwijzen.

Heb je zin in de herfstvakantie?

Ja, ik kan niet wachten. Mijn koffers zijn al gepakt.

Herfstvakantie? Wanneer dan?

Nee, ik heb liever les.

Nee, want ik heb het te druk.

Ja, maar ik had liever twee weken gehad.

Mijn antwoord staat er niet bij.

Wat is de functie van het filmpje?

1. Informeren en bewust maken van de reizigers.
2. Instrueren en waarschuwen van de reizigers.
3. Overtuigen en personeel werven voor de luchthavens.
4. De spot drijven met de maatschappij.

Bij welke luchthaven vertrekken de reizigers? Hoe weet je dat?

Hoeveel procent woorden van een tekst moet je eigenlijk kennen om een tekst goed te kunnen begrijpen?

1. 40%
2. 50%
3. 70%
4. 90%

Woordenschat, signaalwoorden,

spreekwoorden,  uitdrukkingen,

 verwijswoorden

Om een tekst goed te kunnen begrijpen, moet de lezer ruim 90% van de gebruikte woorden kennen (het tekstdekkingspercentage).

Signaalwoorden geven het verband in een zin/tekst aan. 

VERGELIJKING

1. net als
2. kortom
3. als
4. waarmee

SAMENVATTING

1. hierdoor
2. concluderend
3. om
4. kortom

Verwijswoorden

• Verwijswoorden geven geen tekstverband aan.
• Ze verwijzen naar eerdere of latere woorden, zinsdelen of zinnen in de tekst.
• Het verwijswoord kun je meestal vervangen door het woord waar het naar verwijst.
• Veelvoorkomende verwijswoorden: deze, dit, die, het, ze, hen, hun 

De studenten gaan zometeen hard aan het werk. Ze hebben geleerd hoe ze verwijswoorden kunnen herkennen en toepassen in een zin.

Waar verwijst “ze” naar?

1. De studenten
2. hard
3. werk
4. verwijswoorden

Geef het (de) verwijswoord(en) aan.
Ik geef het aan hun.

1. ik/het
2. ik/hun
3. het/hun
4. Er zit geen verwijswoord in deze zin.

Zelfstandig werken

Taalblokken 2F en 3F: lees-en luistertoetsen

Taalblokken : grammatica (signaalwoorden en verwijswoorden)

Na de vakantie: oefenexamens lezen en luisteren.

Geef het (de) verwijswoord(en) aan.
Ik geef het aan hun.

1. ik/het
2. ik/hun
3. het/hun
4. er zit geen verwijswoord in deze zin