Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Transport van elektriciteit
Elektriciteit wordt opgewekt in
een elektriciteitscentrale.
Van daaruit wordt het vervoerd
over land of onder de grond naar
woonhuizen, kantoren
scholen, etc.
Bekijk het filmpje hiernaast:
Slide 1 - Diapositive
In schema
De spanning (aantal Volt) moet in stapjes omlaag gebracht worden naar de spanning die we thuis nodig hebben voor onze apparaten (230 Volt)
Slide 2 - Diapositive
De meterkast
De stroom komt het huis binnen in de meterkast. De hoeveelheid verbruikte stroom wordt gemeten met een elektriciteitsmeter oftewel een kWh-meter (kilo Watt uur meter). Nummer 1.
1
Slide 3 - Diapositive
De meterkast
De stroom gaat vervolgens langs de hoofdschakelaar waarmee je alle stroomtoevoer naar de apparaten in je huis zelf af kunt sluiten. Nummer 2.
2
Slide 4 - Diapositive
De meterkast
De stroom gaat dan langs de aardlekschakelaar. Nummer 3. De aardlekschakelaar meet of er geen stroom 'weg lekt' bij één van de apparaten in je huis.
3
Slide 5 - Diapositive
Aardlekschakelaar
Als er stroom op de buitenkant van de wasmachine komt te staan, 'lekt' er stroom weg. Om te voorkomen dat de stroom door jou heen gaat, schakelt de aardlekschakelaar de stroom naar het hele huis uit.
Slide 6 - Diapositive
De meterkast
De stroom wordt verdeeld over verschillende 'groepen'.
Nummer 4.
Iedere groep levert stroom aan een bepaald gedeelte van het huis. Bijvoorbeeld: groep 1 = zolder / groep 2 = badkamer.
4
Slide 7 - Diapositive
De meterkast
Iedere groep heeft een zekering waar de stroom doorheen gaat. Als er ergens in huis kortsluiting ontstaat bij een apparaat, dan schakelt de zekering de stroomtoevoer in die groep uit.
Slide 8 - Diapositive
Kortsluiting
Bij kortsluiting gaat er ineens heel erg veel stroom door de draden. Deze worden dan heel erg warm waardoor er brand kan ontstaan. Om dit te voorkomen schakelt de zekering de stroomtoevoer uit.
Slide 9 - Diapositive
De meterkast
Iedere groep heeft een zekering waar de stroom doorheen gaat. Als er ergens in huis overbelasting ontstaat in een groep, dan schakelt de zekering de stroomtoevoer in die groep uit.
Slide 10 - Diapositive
Overbelasting
Bij overbelasting zijn er teveel apparaten aangesloten op één groep. Ook dan gaat er te veel stroom door de draden. Deze worden dan heel erg warm waardoor er brand kan ontstaan. Ook nu stopt de zekering de stroomtoevoer.
Slide 11 - Diapositive
Met welk onderdeel wordt de hoeveelheid verbruikte energie gemeten? (Klik op de afbeelding voor een vergroting)
A
Elektriciteitsmeter
B
kWH-meter
C
Hoofdschakelaar
D
Aardlekschakelaar
Slide 12 - Quiz
Welk onderdeel in de meterkast meet of er stroom 'weg lekt'? (Klik op de afbeelding voor een vergroting)
A
Elektriciteitsmeter
B
kWH-meter
C
Hoofdschakelaar
D
Aardlekschakelaar
Slide 13 - Quiz
Waarom wordt de stroom verdeeld in groepen voordat het verder het huis in kan?
A
Anders werkt de aardlekschakelaar niet goed.
B
Anders kun je niet goed meten hoeveel stroom er verbruikt wordt.
C
Je hebt dan minder kans dat er kortsluiting ontstaat.
D
Als er teveel apparaten worden ingeschakeld, wordt de stroomsterkte te groot en worden de draden te warm.
Slide 14 - Quiz
Leg hieronder kort uit wat er precies gebeurt als er kortsluiting ontstaat en wat er gebeurt in de meterkast.
Slide 15 - Question ouverte
Leg hieronder kort uit wat er precies gebeurt als er overbelasting optreedt en wat er gebeurt in de meterkast.
Slide 16 - Question ouverte
Op één groep met een zekering van 16 Ampère zijn de volgende apparaten geschakeld: Wasmachine (6 Ampère), een wasdroger (5 Ampère) en een elektrische oven (4 Ampère). Hoeveel stroom verbruiken de apparaten samen als ze tegelijkertijd aan staan?
A
15 Ampère
B
31 Ampère
Slide 17 - Quiz
Op één groep met een zekering van 16 Ampère zijn de volgende apparaten geschakeld: Wasmachine (6 Ampère), een wasdroger (5 Ampère) en een elektrische oven (4 Ampère). Er wordt nog een zonnebank (5 Ampère) ingeschakeld. Wat gebeurt er in de meterkast?
A
Niets
B
Er ontstaat kortsluiting en de aardlekschakelaar schakelt de stroom uit.
C
Er ontstaat overbelasting en de aardlekschakelaar schakelt de stroom uit.
D
Er ontstaat overbelasting en de groepszekering schakelt de stroom uit.