3.1 & 3.2 Welke betekenis heeft werk?

Waarom ben je aan het werk of wil je aan het werk?

Burgerschap - Welke betekenis heeft werk?

1 / 11

Slide 1: Diapositive

BurgerschapMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

La durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Waarom ben je aan het werk of wil je aan het werk?

Burgerschap - Welke betekenis heeft werk?

Slide 1 - Diapositive

Programma

Hoe groot zijn de kansen op werk

Uitleg over het loonstrookje

Hoe sta jij op internet?

Verschillende dienstverbanden

Zelfstandige verwerking

Gezamenlijk afsluiten

Slide 2 - Diapositive

Betaald / Onbetaald

Betaald werk = werk in loondienst of als ondernemer.

Onbetaald werk = is werk waar je geen geld voor krijgt (bijv: BPV, vrijwilligers werk of werk met behoud van uitkering).

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Slide 5 - Vidéo

Vragen?

Slide 6 - Diapositive

Hoe sta jij op internet?

Slide 7 - Diapositive

3.2 Vast, tijdelijk of zelfstandig?

Doel

Je kent het verschil tussen een vast en een tijdelijk dienstverband en kunt deze benoemen.

Slide 8 - Diapositive

In vaste dienst of als zelfstandige?

Lees op pagina 82 van je online boek over het werken als zelfstandige.

Klassikaal beantwoorden we vraag 1, 2 en 3

timer

5:00

Slide 9 - Diapositive

Zelfstandige verwerking

Maak de opdrachten van paragraaf 3.1 en 3.2

timer

20:00

Slide 10 - Diapositive

Klassikale afsluiting

Slide 11 - Diapositive

3.1 & 3.2 Welke betekenis heeft werk?

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Slide 5 - Vidéo

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Plus de leçons comme celle-ci

3.1 & 3.2 Welke betekenis heeft werk?

Module 3 - keuze onderwerp 'Contracten lezen: wat zijn jouw rechten?'

§3.2 Wie is de baas?

Module 3 - keuze onderwerp 'Belastingen, loonheffingen en heffingskorting'

Nectar 3.1 waarnemen

Leerjaar 4 Economie Hst 4 les 1

3.2 Wie is de baas?

3.2 Vast, tijdelijk of zelfstandig