3.2 Waarvoor zou jij sparen?

3 mavo
Hoofdstuk 3 
De bank en jouw geld

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

3 mavo
Hoofdstuk 3 
De bank en jouw geld

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen vandaag?

  • Herhalen Leerdoelen 3.1
  • Uitleg par. 3.2
  • Zelfstandig aan het werk.
  • Leerdoelen controleren

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen § 3.1
Na deze les kun je...
  •  uitleggen wat het verschil is tussen directe en indirecte ruil.
  • de geldfuncties noemen en er voorbeelden bij geven.
  • het verschil tussen chartaal en giraal geld uitleggen.
  • drie manieren van giraal betalen noemen.
  • met een berekening het saldo op je bankrekening checken.

Slide 3 - Diapositive

 Waarvoor zou jij sparen?

Slide 4 - Diapositive

Leerdoelen § 3.2
Na deze les kun je ...
  • drie spaarmotieven noemen en er voorbeelden bij geven.
  • het verschil tussen vrij opneembaar spaargeld en een spaardeposito uitleggen.
  • rente berekenen met enkelvoudige rente.
  • uitleggen welk gevolg inflatie heeft voor de koopkracht van je spaargeld.

Slide 5 - Diapositive

Sparen
Sparen betekent niks anders dan geld later uitgeven.
  •  Geld thuis te bewaren
  • Geld in jouw portemonnee te laten
  • Geld op een spaarrekening te zetten

Slide 6 - Diapositive

Spaarmotieven
  • sparen voor een doel                                                                                    Je spaart om iets te kopen.
  • sparen uit voorzorg                                                                                         Je spaart voor een onverwachte gebeurtenis.
  • sparen voor de rente                                                                                      Je spaargeld levert extra inkomsten op.

Slide 7 - Diapositive

Verschillende vormen van rente
  • Rente is de beloning voor het sparen die je van de bank ontvangt



Slide 8 - Diapositive

Verschillende vormen van rente

  • Gewone spaarrekening                                                                                                     rente kan veranderen, storten en opnemen wanneer jij dat wil
  • Spaardeposito                                                                                                                              je geld staat voor een afgesproken periode vast, de rente staat vast,           in deze periode kun je geen spaargeld opnemen



Slide 9 - Diapositive

Rente berekenen per jaar

Rentebedrag = spaartegoed x rentepercentage x jaren

Totale bedrag = spaartegoed x rentepercentage x jaren + spaartegoed

Voorbeeld:

Roberto heeft € 200 op zijn spaarrekening staan. De bank vergoedt 3% rente.

3% = 0,03 ( of te wel 3 delen door 100)

Rente na 1 jaar        → € 200 x 0,03 x 1 = 6,=

Rente na 2 jaar       → € 200 x 0,03 x 2 = 12,=


Mag natuurlijk ook met de verhoudingstabel!!!

Slide 10 - Diapositive

Rente berekenen per maand

  • Voorbeeld:
  • Roberto heeft € 200 op zijn spaarrekening staan. De bank vergoedt 3% rente.
  • 3% = 0,03 ( of te wel 3 delen door 100)

  • Rente na 1 jaar → € 200 x 0,03 x 1 => 6,=
  • Rente na 1 maand → € 200 x 0,03 x 1 : 12 =>  0,50
  • Na 5 maanden →€ 200 x 0,03 x 1 : 12 x 5 => 2,50

Slide 11 - Diapositive

Samen oefenen!

Slide 12 - Diapositive

Voorbeeld
  • Je hebt een spaarrekening  waar 2500,= euro op staat.                      De rente is 2,4%. 
  • Hoeveel rente heb  je na 1  maand ontvangen?
  • 2500 x 0,024 = 60 (per jaar)  60: 12 = 5 euro
  • Hoeveel rente heb je na 6 maanden ontvangen?
  • 6 x 5= 30 euro

Slide 13 - Diapositive

Voorbeeld
  • Je hebt een spaarrekening  waar 2500,= euro op staat.                      De rente is 2,4%. 
  • Hoeveel rente heb  je na 1 jaar ontvangen?
  • 2500 x 0,024 x 1 = 60,= euro
  • Hoeveel rente heb je na 12 jaar ontvangen?
  • 60 x 12 = 720 euro

Slide 14 - Diapositive

Samengestelde rente

Slide 15 - Diapositive

Samengestelde rente

  • "Rente op rente"
  • Rente wordt elk jaar bijgeschreven bij het spaartegoed.
  • Formule
  • Rentepercentage x (spaarbedrag + bijgeschreven rente) = samengestelde rente
  • of met de groeifactor bijvoorbeeld een rente percentage van 1.4%
  • = 1 + (1,4 :100) = 1,014


Slide 16 - Diapositive

Groeifactor
De groeifactor berekenen bij samengestelde rente




Slide 17 - Diapositive

€ 4.000 aan 1,2 % rente
Bereken de samengestelde rente na 4 jaar

Slide 18 - Question ouverte

€250,- op spaarrekening. 3% samengestelde rente. Hoeveel staat op de rekening na 2 jaar?

Slide 19 - Question ouverte

 Inflatie

Slide 20 - Diapositive

Gevolg sparen bij inflatie
  • Inflatie is de algemene stijging van prijzen van producten en diensten. ( denk aan het boodschappenmandje)

  • Doordat de prijzen stijgen kun je met je gespaarde geld in de toekomst minder kopen!
  • Je koopkracht daalt, het geld wordt minder waard.

Slide 21 - Diapositive

Gevolg sparen bij inflatie
  • Inflatie is de algemene stijging van prijzen van producten en diensten. ( denk aan het boodschappenmandje)

  • Doordat de prijzen stijgen kun je met je gespaarde geld in de toekomst minder kopen!
  • Je koopkracht daalt, het geld wordt minder waard.

Slide 22 - Diapositive

Gevolg sparen bij deflatie
  • Deflatie is de algemene daling van prijzen van producten en diensten. ( denk aan het boodschappenmandje)

  • De prijzen dalen dus je kunt meer kopen met je spaargeld in de toekomst 
  • Je koopkracht stijgt, het geld wordt meer waard.

Slide 23 - Diapositive

Hoe verdienen banken geld?

Rente!
Maar hoe?

Slide 24 - Diapositive

Vormen van geld
We onderscheiden twee vormen van geld:

  • Chartaal geld (tastbaar) alle munten bankbiljetten

  • giraal geld (niet tastbaar) bv geld op de rekening
Belang van banken bij sparen

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Vidéo

Slide 27 - Vidéo

Zelf aan de slag
Ga aan de slag met het maken van de opdrachten
waar je bent gebleven.
Kijk goed naar de vragen die ook terug zijn gezet!!
Suc6 met het maken van de opdrachten.

Slide 28 - Diapositive

Leerdoelen behaald?
Kun je...
  • drie spaarmotieven noemen en er voorbeelden bij geven.
  • het verschil tussen vrij opneembaar spaargeld en een spaardeposito uitleggen.
  • rente berekenen met enkelvoudige rente.
  • uitleggen welk gevolg inflatie heeft voor de koopkracht van je spaargeld.

Slide 29 - Diapositive