Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
H3 De winkel in
(KGT Paragraaf 4)
Een beter beeld met indexcijfers
Ik heb klaar liggen:
rekenmachine,
pen,
papier.
Slide 1 - Diapositive
Vandaag
Huiswerk bespreken
KGT: Hoofdstuk 3 paragraaf 4 /
B: Mindmap maken
Vragen beantwoorden
Huiswerk
Slide 2 - Diapositive
BK
Leren en maken 3.5 (incl rekentrainer)
KGT
Leren en maken 3.6 (incl rekentrainer)
Huiswerk 9 december
Vorige huiswerk: Leren en maken
Controleer of je het af hebt en vraag via de teams-chat om opdrachten te resetten.
Toets H3 16 december (9 uur)
Slide 3 - Diapositive
BK
Maken Hoofdstuk 3:
paragraaf 1+2+3+4
(incl rekentrainer)
KGT
Maken Hoofdstuk 3:
paragraaf 1+5+2+3+4
(incl rekentrainer)
Huiswerk 5 december
Slide 4 - Diapositive
3.5 T: Opdracht 5-1
a) Met hoeveel eurocent stijgt de waarde van het product in de Mars-fabriek?
Met € ....
Slide 5 - Diapositive
3.5 T: Opdracht 8-2
d) Bereken de toegevoegde waarde van elk bedrijf in de bedrijfskolom.
graanboer: € ..
meelfabriek: € ..
bakkerij: € ..
supermarkt: € ..
Slide 6 - Diapositive
3.5 T: Opdracht 10-2
Roxanne koopt drie liter melk in de supermarkt.
c) Hoeveel waarde heeft de supermarkt toegevoegd aan deze hoeveelheid melk?
€ ..
Slide 7 - Diapositive
3.3 T: Opdracht 7-1
Peter is marktkoopman. Hij koopt elke dag verse groenten op de veiling. Hij verkoopt deze groenten op de markt. Zijn omzet was vorig jaar € 321.000 en het jaar daarvoor € 300.000.
Tip: gebruik de formule:
a) Met hoeveel procent is zijn omzet vorig jaar gestegen?
Slide 8 - Diapositive
Formule:
Omzet
inkoopwaarde
brutowinst
bedrijfskosten
nettowinst
-
-
Slide 9 - Diapositive
Doel §4:
(KGT) Ik kan werken met indexcijfers.
(KGT) Ik kan aan de hand van indexcijfers vergelijkingen maken.
Slide 10 - Diapositive
Rekenvaardigheden
Ik heb klaar liggen:
rekenmachine,
pen,
papier.
Slide 11 - Diapositive
Indexcijfers
Binnen economie ben je soms niet zo geïnteresseerd in getallen zelf, maar meer in de veranderingen: neemt iets toe of juist af, en met hoeveel procent? Dit laten we zien met indexcijfers.
Slide 12 - Diapositive
Indexcijfer
Een getal dat aangeeft met hoeveel procent dit getal verschilt van het getal in het basisjaar.
Slide 13 - Diapositive
Basisjaar
Het jaar dat als basis wordt gebruikt voor de berekening van indexcijfers en dat het indexcijfer 100 heeft.
Slide 14 - Diapositive
Basisjaar
• moet niet te ver in het verleden liggen;
• moet een vrij normaal jaar zijn, dat niet te veel afwijkt van de jaren ervoor en erna.
Slide 15 - Diapositive
Formule indexcijfer
Het basisjaar heeft het indexcijfer 100.
Formule indexcijfer:
(gegeven van dat jaar : gegeven van het basisjaar) × 100 = indexcijfer.
Een indexcijfer rond je meestal af op een heel getal.
Slide 16 - Diapositive
Formule indexcijfer:
(gegeven van dat jaar : gegeven van het basisjaar) × 100 = indexcijfer
Bekijk de tabel.
Bereken het indexcijfer van 2015.
Rond af op een heel getal.
Het indexcijfer van 2015 is ...
Slide 17 - Diapositive
Formule indexcijfer:
(gegeven van dat jaar : gegeven van het basisjaar) × 100 = indexcijfer
invullen geeft: 23.134 : 22.258 x 100 = 104
Bekijk de tabel.
Bereken het indexcijfer van 2015.
Rond af op een heel getal.
Het indexcijfer van 2015 is ...
Slide 18 - Diapositive
Indexcijfers met tabel
Indexcijfer
100
?
Bedrag in €
Bekijk de tabel.
Bereken het indexcijfer van 2015.
Rond af op een heel getal.
Het indexcijfer van 2015 is ...
↷
↷
Slide 19 - Diapositive
Indexcijfers met tabel
Indexcijfer
100
?
Bedrag in €
22.258
1
23.134
Bekijk de tabel.
Bereken het indexcijfer van 2015.
Rond af op een heel getal.
Het indexcijfer van 2015 is ...
↷
↷
Slide 20 - Diapositive
Indexcijfers met tabel
Indexcijfer
100
?
Bedrag in €
22.258
1
23.134
Bekijk de tabel.
Bereken het indexcijfer van 2015.
Rond af op een heel getal.
Het indexcijfer van 2015 is ...
↷
↷
:22.258
x23.134
Slide 21 - Diapositive
Indexcijfers met tabel
Bekijk de tabel.
Bereken het indexcijfer van 2015.
Rond af op een heel getal.
Het indexcijfer van 2015 is ...
100 : 22.258 x 23.134 = 104
Een indexcijfer rond je meestal af op een heel getal.
Slide 22 - Diapositive
Hoeveel procent waren de huizen in het jaar 2000 goedkoper dan het basisjaar 2010?
Stap 1: Bepaal het basisjaar.
Het basisjaar is 2010. Het indexcijfer is dan automatisch 100.
Stap 2: Zoek de waarde van het nieuwe indexcijfer op. Dat is 71,1.
Stap 3: Bereken het verschil tussen het nieuwe indexcijfer en het basisjaar.
Het verschil is 71,1 – 100 = –28,9.
Slide 23 - Diapositive
Wat kan je met een indexcijfer?
A
gemakkelijk zien hoeveel km per uur je gaat
B
gemakkelijk procentuele veranderingen aflezen
C
gemakkelijk zie hoe snel iets gaat
D
gemakkelijk geld berekenen
Slide 24 - Quiz
Bij een indexcijfer is het basisjaar altijd
A
100%
B
1
C
100
D
1000
Slide 25 - Quiz
Wat is het indexcijfer van 2008?
A
146
B
132
C
126
D
100
Slide 26 - Quiz
Wat is het indexcijfer van 2013?
A
94
B
95
C
96
D
97
Slide 27 - Quiz
Wat is het indexcijfer van 2015?
A
90
B
91
C
92
D
93
Slide 28 - Quiz
Bereken het indexcijfer voor 2011.
Jaar
2010
2011
2012
Prijs
€460
€529
€552
Indexcijfer
100
115
.....
A
120
B
125
C
130
D
135
Slide 29 - Quiz
In het basisjaar 2010 was de prijs van een paar schoenen € 50. In 2013 kostten die schoenen€ 40. Het indexcijfer voor deze schoenen is in 2013 ....
Slide 30 - Question ouverte
Antwoord lesdoel(en)
Slide 31 - Question ouverte
Antwoord lesdoel(en)
Slide 32 - Question ouverte
BK
Hoofdstuk 3 leren
Maken een mindmap
KGT
Maken 3.4
Hoofdstuk 3 leren
(Maken een mindmap)
Huiswerk 10 december
Controleer of je alles af hebt en vraag via de teams-chat om opdrachten te resetten.
Toets H3 16 december (9 uur)
Slide 33 - Diapositive
BK
Maken Hoofdstuk 3:
paragraaf 1+2+3+4
(incl rekentrainer)
KGT
Maken Hoofdstuk 3:
paragraaf 1+5+2+3+4
(incl rekentrainer)
Huiswerk 11 december
Slide 34 - Diapositive
Nabespreking
Hoe is het gegaan? Wat ging goed? Wat vond je moeilijk? Welke vragen heb je nog?