Le pronom personnel (HAVO 3)

Le pronom personnel
Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Le pronom personnel
Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen:
- Aan het einde van de les weet je hoe je het lijdend voorwerp vervangt in de zin door le l' la les (persoonlijk voornaamwoord)
- Aan het einde van de les weet je op welke plaats het persoonlijk voornaamwoord komt
- Aan het einde van de les heb je geoefend met deze nieuwe grammatica

Slide 2 - Diapositive

Lesinhoud:
1. Uitleg
2. Oefeningen maken
3. Vragenlijst (uitleg volgt)
4. Blooket

Slide 3 - Diapositive

Wat weet je van het lijdend
voorwerp? Hoe maak je het?

Slide 4 - Carte mentale

Voorbeeld in het Nederlands

Ik geef een cadeau.

Ik geef het.


Ken jij die voetballer?

Ik ken hem.

Lijdend voorwerp vinden:
wie of wat + ww + onderwerp

Slide 5 - Diapositive

Je kan een lijdend voorwerp vervangen door le, la ,l' of les

      

       mannelijk - le          Tu connais le chanteur (m.ev.) ?

                                              Oui, je le connais.


       vrouwelijk - la         Tu regardes la photo (v.ev) ?
                                              Oui, je la regarde.

Slide 6 - Diapositive

Je kan een lijdend voorwerp vervangen door le, la ,l' of les

      

         voor een klinker of h - l'          Tu as déjà son autographe?

                                                                    Oui, je l'ai déjà. 


         meervoud - les                           Tu achètes les magazines?
                                                                    Oui, je les achète.

Slide 7 - Diapositive

Je mange une glace.
A
Je le mange.
B
Je la mange.
C
Je l'mange.
D
Je les mange.

Slide 8 - Quiz

Je connais les filles.
A
Je le connais.
B
Je la connais.
C
Je l'connais
D
Je les connais.

Slide 9 - Quiz

J'ai rencontré le footballeur.
A
Je le ai rencontré.
B
Je la rencontré.
C
Je l'ai rencontré.
D
J'ai le rencontré.

Slide 10 - Quiz

De plaats in de zin

Staat er een heel werkwoord in de zin? -->  Le, la, l', les voor dat werkwoord.


Tu vas rencontrer l'actrice?
Oui, je vais la rencontrer.

Slide 11 - Diapositive

De plaats in de zin

Staat er geen heel werkwoord in de zin? --> le, la, l', les direct vóór de persoonsvorm.


Tu achètes les magazines?
Non, je ne les achète pas.


Tu as eu son autographe? Oui, je l'ai eu.

Slide 12 - Diapositive

Je veux trouver mon agenda.
A
Je le veux trouver.
B
Je veux le trouver.
C
Le je veux trouver.
D
Je veux trouver le.

Slide 13 - Quiz

Il a raconté l'histoire.
A
Il la a raconté.
B
Il a la raconté.
C
Il l'a raconté.
D
Il a raconté la.

Slide 14 - Quiz

Stappenplan
1. Wat is het geslacht van het lijdend voorwerp die je wilt vervangen? Zie hierboven de opties
2. Plaats bepalen:
- Staat er één werkwoord in de zin? Zet het vóór dit werkwoord 
Je mange le sandwich -> je le mange
- Staan er twee werkwoorden in de zin, waarvan een infinitief (heel ww)? Dan zet je het vóór dit werkwoord
Je vais manger le sandwich -> Je vais le manger
- Staan er twee werkwoorden in de zin, maar ontbreekt het infinitief? Dan zet je het voor het eerste werkwoord
J'ai mangé le sandwich -> je l'ai mangé
M. ev
Le / l'
M. mv
Les
V. ev
La / l'
V. mv
Les

Slide 15 - Diapositive

Vragenlijst invullen:
Wat? Invullen van een vragenlijst voor mijn opleiding
Op welke manier? Stil, individueel én serieus
Klaar? Lever de ingevulde vragenlijst in en start
Hulp? Steek je hand op als je vragen hebt, maar ik loop ook langs
Uitkomst? Ik gebruik de resultaten voor mijn studie, verder gebeurt er niks mee. Je hoeft je naam er daarom ook niet op te schrijven (geheel anoniem)
Tijd? 10 minuten

Slide 16 - Diapositive

Au travail!

 Wat? Faire les exercices 29acde, 30e en 31ab
Op welke manier? Je mag in tweetallen / drietallen de opdrachten maken, maar zachtjes overleggen!
Hulp? Ik loop langs voor vragen, maar steek gerust je hand op
Uitkomst? In volgende les controle, niet af = dobbelsteen gooien
Tijd? 20 minuten

Slide 17 - Diapositive

Blooket

Slide 18 - Diapositive

Terugkoppeling van de les?
Waardoor vervang je het lijdend voorwerp in de zin? 
Op welke plaats kom het  persoonlijk voornaamwoord in de zin?

Slide 19 - Diapositive