Kennistestje Scheikunde H1/2

Kennistestje Scheikunde H1/2
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Kennistestje Scheikunde H1/2

Slide 1 - Diapositive

Welke van onderstaande eigenschappen zijn stofeigenschappen?
A
Temperatuur
B
Kookpunt
C
Vloeibaar bij kamertemperatuur
D
volume

Slide 2 - Quiz

Welke van onderstaande eenheden is geen eenheid van temperatuur?
A
Celsius
B
Fahrenheit
C
Kelvin
D
Joule

Slide 3 - Quiz

Het absolute nulpunt is gelijk aan
A
0 K
B
-273°C
C
273 K
D
273°C

Slide 4 - Quiz

20°C is gelijk aan hoeveel K? Schrijf alleen het getal op

Slide 5 - Question ouverte

Gordon heeft 80 cm3 alcohol. De dichtheid van alcohol is 0,80g/cm3. Hoeveel gram alcohol heeft hij?
A
640 g
B
1 g
C
64 g
D
0,1 g

Slide 6 - Quiz

Een bepaalde stof heeft een dichtheid van 20 g/cm3. Welk volume heeft 100 gram van die stof?
A
200 cm3
B
0,2 cm3
C
20 cm3
D
5 cm3

Slide 7 - Quiz

Jens heeft 2 metalen die er hetzelfde uitzien. Hoe kan hij bepalen welk metaal dit exact is?
A
de stof ruiken
B
de massa wegen
C
het volume bepalen
D
het smeltpunt bepalen

Slide 8 - Quiz

Een onbekende stof drijft op een vloeistof. Wat kun je zeggen over de onbekende stof?
A
is lichter dan de vloeistof
B
heeft een kleiner volume dan de vloeistof
C
heeft een kleinere dichtheid dan de vloeistof
D
je kan niks zeggen als niet weet welke vloeistof het is

Slide 9 - Quiz

Hoe heet de faseovergang van gas naar vast?
A
sublimeren
B
rijpen
C
condenseren
D
stollen

Slide 10 - Quiz

Is deze waarneming op microniveau of op macroniveau?
Ik ruik een penetrante geur.
A
micro
B
macro

Slide 11 - Quiz

Is deze waarneming op microniveau of op macroniveau?
De temperatuur van een stof is 20°C?
A
micro
B
macro

Slide 12 - Quiz

De moleculen in een stof bewegen hard heen en weer
A
micro
B
macro

Slide 13 - Quiz

Het smeltpunt van aniline is −6 °C en het kookpunt is 184 °C. Welke fase heeft de stof bij 303 K?
A
vast
B
vloeibaar
C
gas
D
weten we niet

Slide 14 - Quiz

Rob gooit een basische vloeistof in een reageerbuis met water. Wat gebeurt er met het pH?
A
Wordt groter dan 7
B
Wordt kleiner dan 7
C
Wordt gelijk aan 7

Slide 15 - Quiz

Metalen bestaan maar uit 1 soort atoom
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Waterstof (H) heeft atoomnummer 1.
Hoeveel neutronen heeft H-2?

Slide 17 - Question ouverte

De atoomkern van een atoom bevat 6 protonen, 6 neutronen en 6 elektronen. Wat is niet waar?
A
Het atoomgetal is 6
B
Het massagetal is 12
C
Het atoom is een isotoop
D
het atoom is een ion

Slide 18 - Quiz

Is het volgende atoom een isotoop?


2754Co
A
Ja
B
Nee

Slide 19 - Quiz

Hoeveel neutronen heeft onderstaand atoom?
92206U

Slide 20 - Question ouverte

Wat is de systematische naam van:


H2O4
A
waterstofquatrozuurstof
B
diwaterstofquatrooxide
C
diwaterstoftetraoxide
D
waterstofoxide

Slide 21 - Quiz

Wat is de molecuulformule van tribroompentasulfide?
A
B3S2
B
Br3S5
C
B3S5
D
Br3S2

Slide 22 - Quiz

Wat is het het massapercentage van waterstof in ?
H2O
A
12,5%
B
50%
C
200%
D
25%

Slide 23 - Quiz

Wat bepaalt de plek van een atoom in het periodiek systeem?
A
Het aantal protonen
B
Het aantal neutronen
C
het aantal protonen + neutronen
D
het aantal elektronen

Slide 24 - Quiz