1 TH Spelling bijvoeglijk naamwoord + meervouden

Spelling



Bijvoeglijk naamwoord
Meervouden
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Spelling



Bijvoeglijk naamwoord
Meervouden

Slide 1 - Diapositive

Stil lezen
timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

Nakijken weektaak vorige week:

Hoofdletters en leestekens (blz. 228) - opdracht 1 t/m 3

Laatste letter -d of -t (blz. 230) - opdracht 1 t/m 3


Slide 3 - Diapositive


Lesdoel

Na deze les weten jullie:
  • hoe je bijvoeglijke naamwoorden spelt


Spelling - bijvoeglijk naamwoord

Slide 4 - Diapositive

Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden?

Die gekke Tommy gooide zijn nieuwe iPhone zo in de grijze afvalbak.

Slide 5 - Question ouverte


Wat is een bijvoeglijk naamwoord?



Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord (bn) zegt iets over een zelfstandig naamwoord (zn).

  • 1A/B is een leuke klas.
  • Die grappige Jonathan weet het altijd beter.
  • Ons vakantiehuis is prachtig.

Slide 6 - Diapositive


Hoe schrijf je een bijvoeglijk naamwoord?



Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Vaak komt er een -e achter het woord (lange vorm), maar niet altijd (korte vorm).

  • Een leuke klas / De klas is leuk.
  • De grappige jongen / De jongen is grappig.
  • Het prachtige vakantiehuis / Een prachtig vakantiehuis.

Slide 7 - Diapositive


Wanneer kort? Wanneer lang (met -e)?







Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Een mooi meisje                      Een mooie jongen

Een groot huis                          Een grote flat

Waarom is dat?

Slide 8 - Diapositive


Hoe schrijf je de lange vorm?



Spelling - bijvoeglijk naamwoord
De lange vorm:
  • Zet een -e achter het woord: mooi, mooie / fijn, fijne


  • Verdubbel de laatste letter en zet een -e achter het woord: fris, frisse / glad, gladde / wit, witte
  • Haal een a, e, o of u weg en zet een -e achter het woord: traag, trage / leeg, lege / dood, dode / zuur, zure.​
  • Verander een -f in een -v- of een -s in een -z- en zet een -e achter het woord: lief, lieve / naïef, naïeve / grijs, grijze / vlekkeloos, vlekkeloze

Slide 9 - Diapositive


Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord



Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Is het bijvoeglijk naamwoord een materiaal (stof), dan schrijf je het bijna altijd met -en.

  • De gouden beker
  • De papieren versie
  • Het katoenen shirtje
  • De wollen sjaal

Let op: bij 'moderne stoffen' en stoffen met een naam geleend uit een andere taal is er vaak geen uitgang met -en.

  • De plastic stoel
  • De suède jas
  • De corduroy broek

Slide 10 - Diapositive


Samen oefenen




Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

  1. Jerry draagt een (stoer) jasje.
  2. Want hij is een (cool) jongen.
  3. Hij heeft het gekregen van zijn (lief) moeder.
  4. Die (zilver) mouwen zijn echt heel dope.
  5. Ik heb (metaal) velgen gekocht voor mijn racefiets.
  6. In dat (knus) huis woont haar opa.
  7. Het is net een (goud) kooi.
  8. Dat is een (schitterend) verhaal.
  9. Ik krijg er bijna (vochtig) ogen van.



  • Pak pen & papier
  • Noteer de juiste vorm
  • Je hebt 3 minuten de tijd

timer
3:00

Slide 11 - Diapositive


Samen oefenen




Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

  1. Jerry draagt een stoer jasje.
  2. Want hij is een coole jongen.
  3. Hij heeft het gekregen van zijn lieve moeder.
  4. Die zilveren mouwen zijn echt heel dope.
  5. Ik heb metalen velgen gekocht voor mijn racefiets.
  6. In dat knusse huis woont haar opa.
  7. Het is net een gouden kooi.
  8. Dat is een schitterend verhaal.
  9. Ik krijg er bijna vochtige ogen van.



Slide 12 - Diapositive

Spelling - bijvoeglijk naamwoord
QUIZ 

Slide 13 - Diapositive

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Hij knalde op de (beton) paaltjes.
A
betonne
B
betonnen
C
betonen
D
betone

Slide 14 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Dat (raar) jong heeft mijn stuntstep gestolen.
A
rare
B
raare
C
raren

Slide 15 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Dat is een (prachtig) uitvoering.
A
prachtig
B
prachtigen
C
prachtige

Slide 16 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Wat een (bizar) vertoning!
A
bizarre
B
bizar
C
bizare

Slide 17 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Die jongen droeg een (zijde) jurk.
A
zijde
B
zijden

Slide 18 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Wat een (gezellig) familie is dat geworden.
A
gezellig
B
gezellige
C
gezelligen

Slide 19 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Het was een (druk) bedoening in het Vondelpark.
A
druk
B
druke
C
drukke

Slide 20 - Quiz

Weektaak
Weektaak
Blz. 232 en 233 
Opd 1 t/m 5



Slide 21 - Diapositive

Schrijf de meervouden op
Huis                                                    Oma
Deur                                                      Pony
Trap                                                           Tv 
                               Kloof                                                  Potlood                                     
                                              


Slide 22 - Diapositive

Ik hOU vAn Y's
Eindigt het woord op een klinker uit het ezelsbruggetje?
Je plakt er een ‘s achter:
mini → mini’s
reclame → reclames

Meerdere klinkers? Je plakt de -s eraan vast!
bureau → bureaus 

Slide 23 - Diapositive

Welke regels zijn er?
→ -en achter het woord (kaarsen)
→ Laatste letter verdubbelen (trappen)
→ Klinker weghalen (potloden)
→ -f in een -v veranderen (kloven)
→ -s in een -z veranderen (glazen)

Slide 24 - Diapositive

Weektaak
Weektaak
Blz. 232 en 233 
Opd 1 t/m 5

Blz. 234 en 235
Opd 1 t/m 4

Slide 25 - Diapositive