H7 kader en H6 basis

H6-7
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 4

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

H6-7

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vorige les behandeld 
Ontwikkelingslanden - kenmerken
fairtraide
sociale verzekering
Wajong

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Log in!
Doe serieus mee!
Let op er kunnen vragen in zitten die ook in het proefwerk naar voren komen!
Als we verder gaan met Kader kun je met de opdrachten aan de slag!

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

EU = Europese Unie:

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat wil de Europese Unie?

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Europese Unie
  • Eurozone (EMU) = Europese Monetaire Unie (€)

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Europese Monetaire Unie
In Europa hebben we niet alleen de Europese Unie, maar ook de Europese Monetaire Unie.
Monetair betekent dat deze landen dezelfde munteenheid hebben; de Euro.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Een ander woord voor de Europese Monetaire Unie (EMU) is
A
de Europese Unie
B
de Eurozone
C
Europa
D
De Euro Unie

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom zitten landen in de Europese Monetaire Unie
A
Dit moet om in de Europese unie te komen
B
Hierdoor kan een land goedkoper en makkelijker handelen
C
Op deze manier kan een land beter met Amerika handelen
D
Op deze manier heeft een land meer controle op de munt die zij gebruiken

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Protectie
  • Landen kunnen maatregelen nemen om bedrijven in het eigen land te beschermen tegen concurrentie uit andere landen. Dit noem je protectie.
Een voorbeeld van protectie is het heffen van invoerrechten. Dit is een belasting die je aan de grens betaalt voor producten die je invoert. Die buitenlandse producten worden hierdoor duurder. Mensen kopen dan eerder producten uit eigen land.

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Protectie maatregelen zijn:
1.  Invoerrechten aan de grens
2. Een bepaalde importstop
3. Subsidie als jij je product voor een goedkope prijs levert.

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Nederland importeerde in 2020 5000 ipads per jaar uit china. In 2021 waren dit er 6500. Bereken de procentuele toename.

Advies: Nieuw - oud : oud x100%
A
15%
B
30%
C
13%
D
77%

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ontwikkelingslanden 

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is GEEN kenmerk van een ontwikkelingsland?
A
slechte infrastructuur
B
monocultuur
C
snelle bevolkingsgroei
D
weinig analfabetisme

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welvaart is:
A
de mate waarin in behoeften kan worden voorzien
B
de situatie waarbij ondernemingen goederen maken die mensen willen hebben
C
als 'armoede de wereld uit is'
D
als iedereen een hoog inkomen heeft

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het nationaal inkomen per hoofd van de bevolking bereken je door
A
aantal inwoners / nationaal inkomen
B
nationaal inkomen / aantal inwoners

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Kenmerken voor een ontwikkelingsland zijn
A
Laag inkomen per hoofd van de bevolking
B
Goede scholing
C
Lage bevolkingsgroei
D
Hoge koopkracht

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zimbabwe heeft een nationaal inkomen van $641.000.000 en 16.200.000 inwoners. Bereken het inkomen per hoofd van de bevolking
A
$37,92
B
$43.693,43
C
$39,57
D
$52.001,33

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Kader!

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Collectieve sector

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De collectieve sector:
Alle goederen en diensten die de collectieve sector levert zijn voor iedereen bestemd. 
De collectieve sector streeft niet naar winst.

Bijvoorbeeld: Ziekenhuizen, politie, scholen.

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Privatisering
De overheid stoot wel eens een bedrijf af. 
Dan gaat dus het bedrijf van de collectieve sector naar de private sector. Dit heet privatisering.

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Gemeentelijke inkomsten en uitgaven
Parkeergeld 
Provincie 
Belasting: - afvalstofheffing 
                      -hondenbelasting
                      - onroerendezaakbelasting 



Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Subsidie en Accijns
  • Accijns
  • Subsidie

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Subsidie en accijns
  • Wil je iets stimuleren? -> subsidie
  • Wil je iets afleren? -> accijns 


Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Miljoenennota 2021

Slide 26 - Diapositive

Miljoenennota
In 2016 was de overheidsschuld €466 miljard. Hoeveel bedraagt de schuld per inwoner wanneer je uit gaat van 17 miljoen inwoners?
A
€27.411,77
B
€27.412
C
€27.411,76

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De collectieve sector bestaat uit:
A
de overheid
B
de overheid en de instellingen voor de sociale zekerheid
C
instellingen voor de sociale zekerheid
D
Geen van deze antwoorden

Slide 28 - Quiz

voorbeeld instelling sociale zekerheid: UWV
De schuld van de overheid die is ontstaan door te veel geld te lenen noemen we een...
A
overheidsschuld
B
lening
C
staatsschuld
D
premie

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De overheid geeft veel geld uit aan collectieve goederen. Voor wie zijn collectieve goederen bestemd?
A
Alle burgers
B
de ambtenaren
C
de rijksoverheid
D
het rijk, de provincies en de gemeenten

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke 3 soorten overheid kennen we naast de rijksoverheid? (Meerdere mogelijkheden)
A
Gemeente
B
Provincie
C
Waterschap
D
Het Rijk

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het tegenovergestelde van de collectieve sector?
A
Gezamenlijke sector
B
Algemene sector
C
Particuliere sector
D
Winstgevende sector

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De nettoverkoopprijs is €96 bereken de consumentenprijs met 21% BTW
A
€116,16
B
€20,16
C
€119,95
D
€115,95

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Verzorgingsstaat

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Sociale zekerheid
Sociale zekerheid

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verzorgingsstaat
 Nederland wordt een verzorgingsstaat genoemd, omdat het een land is waar veel geld wordt besteed aan onderwijs, gezondheidszorg en woningbouw.

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Sociale zekerheid
Ik kan uitleggen hoe de 
sociale zekerheid in 
Nederland geregeld is


Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Sociale voorzieningen
Sociale voorzieningen zijn uitkeringen die de overheid betaalt met belastinggeld.

Bekende voorbeelden zijn de kinderbijslag en de bijstand.

Slide 38 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is en volksverzekering?
A
Verzekering voor iedereen die werkt
B
Verzekering voor iedereen die gewerkt heeft
C
Verzekering voor iedere Nederlander
D
Verzekering voor iedereen die werkt of gewerkt heeft

Slide 39 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een sociale voorziening...
A
wordt betaald uit premies
B
is een verzamelnaam voor alle uitkeringen
C
is alleen voor ouderen
D
wordt betaald uit belastinggeld

Slide 40 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is geen werknemersverzekering?
A
WW
B
ZW
C
WIA
D
AOW

Slide 41 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In 2011 werd € 288 miljard aan collectieve uitgaven besteed. Dit is 39% van het nationaal inkomen. Bereken het nationaal inkomen.
A
€ 112,32 miljard
B
€ 720 miljard
C
€ 738,4 miljard
D
€ 624,5 miljard

Slide 42 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De AOW is een sociale voorziening.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 43 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions