Grammatica: Les 3 (wwg)

Welkom!
Ga rustig zitten, pak je leesboek en start met lezen!
timer
15:00
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
Ga rustig zitten, pak je leesboek en start met lezen!
timer
15:00

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen 
Aan het eind van deze les...

  • ... kun je het onderwerp in een zin vinden.
  • ... kun je het werkwoordelijk gezegde in een zin vinden.

Slide 2 - Diapositive

Stappenplan grammatica
1.  Zoek het werkwoordelijk gezegde (PV + OVERIGE WW'EN)
2. Knip de zin in zinsdelen
3. Zoek het onderwerp (WIE?)
4. Zoek het lijdend voorwerp (WAT?)
5. Zoek het meewerkend voorwerp (AAN/VOOR WIE?)
6. Zoek de bijwoordelijke bepaling (WANNEER, WAAROM, HOE?)

Slide 3 - Diapositive

STAP 1: Zoek het WWG
  • Het werkwoordelijk gezegde is een zinsdeel.
  • Het werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in de zin.

  • De persoonsvorm is onderdeel van het werkwoordelijk gezegde.



Slide 4 - Diapositive

STAP 1: Zoek het WWG
  • Het woordje te voor een heel werkwoord hoort ook bij het WWG:
     --> Ik heb veel te doen.
     --> WWG: heb te doen

  • Delen van een scheidbaar werkwoord horen ook bij het WWG:
     --> Bij de volgende halte stapt mevrouw De Wever uit.
     --> WWG: stapt uit


Slide 5 - Diapositive

STAP 1: Zoek het WWG
  • Het woordje te voor een heel werkwoord hoort ook bij het WWG:
     --> Ik heb veel te doen.
     --> WWG: heb te doen

  • Delen van een scheidbaar werkwoord horen ook bij het WWG:
     --> Bij de volgende halte stapt mevrouw De Wever uit.
     --> WWG: stapt uit


Slide 6 - Diapositive

Stap 2: Knip de zin in zinsdelen
  • Zinnen kun je verdelen in zinsdelen.
  • Een zinsdeel bestaat uit één woord, of een paar woorden die bij elkaar horen. 
  • Een zinsdeel zet je tussen zinsdeelstrepen.

Slide 7 - Diapositive

Stap 2: Knip de zin in zinsdelen
  • De kok heeft vandaag een lekker toetje gemaakt. 

  • De kok heeft vandaag een lekker toetje gemaakt. 
  • Vandaag heeft de kok een lekker toetje gemaakt.
  • Een lekker toetje heeft de kok vandaag gemaakt. 

  • De kok / heeft / vandaag / een lekker toetje / gemaakt

Slide 8 - Diapositive

Stap 3: Zoek het onderwerp
  • Het zegt 'wie' of 'wat' iets doet.
  • Stel de vraag: wie/wat + WWG?

De kinderen zaten rustig een boek te lezen.
Wie zaten te lezen?
OW = De kinderen

Slide 9 - Diapositive

Zelf aan de slag
Maak H5, par. 5, opdr. 2 t/m 4 en opdr. 6 (p. 212-213).

Ben je klaar?
1. Kijk je werk zorgvuldig na + verbeter waar nodig.
2. Huiswerk ander vak afmaken.
3. Leren toets / lezen.


Slide 10 - Diapositive

Einde van de les

Slide 11 - Diapositive