Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Op welke locatie hoort welk samenwerkingsverband?
CARICOM
NAFTA
EU
MERCOSUR
ASEAN
COMESA
Slide 1 - Question de remorquage
Culturele globalisering
Slide 2 - Diapositive
Beredeneer hoe economische globalisering leidt tot culturele globalisering
Slide 3 - Question ouverte
Neem je favoriete eten in gedachten. Waar komt (het grootste deel) van dat eten vandaan?
A
Nederland
B
Europa (excl. Nederland)
C
VS
D
Wereld (excl. VS & EU)
Slide 4 - Quiz
Overheersende cultuur
- Economische globalisering: producten over de hele wereld
- Amerikaanse TV = invloed
Amerikansering
Slide 5 - Diapositive
Maar: Lokale variaties!
Slide 6 - Diapositive
Culturele globalisering
Engels als "universele" taal
McDonalds is overal (evenals Coca-Cola)
Lijken steden steeds meer op elkaar?
(denk aan de winkelstraat)
Slide 7 - Diapositive
Vind je dat winkelstraten in verschillende plaatsen steeds meer op elkaar beginnen te lijken?
A
Ja
B
Nee
Slide 8 - Quiz
Vind je het jammer dat winkelstraten in verschillende plaatsen steeds meer op elkaar beginnen te lijken?
A
Ja
B
Nee
Slide 9 - Quiz
Culturele globalisering: Taal
Engels overheersende taal: Lingua Franca
Maar:
- Lokale gebruiken worden bedreigd
- "Kleine" talen steeds minder gebruikt
Slide 10 - Diapositive
Culturele globalisering: identiteit
Kenmerken van cultuur verdwijnen":
- Taal,
- Religie
- Opvattingen
- Voedsel(-productie); voorbeeld Tortilla's in Mexico
Mensen komen in opstand:
- Tegen bedrijven (eisen meer inspraak)
- Tegen overheid (eisen minder globalisering)
Slide 11 - Diapositive
Gebruik de bronnen. Sinds de introductie in 1983 heeft door diffusie globalisering van het internet plaatsgevonden. Beschrijf dit proces in drie stappen met de bronnen.
Slide 12 - Question ouverte
Het internet draagt bij aan een toename van mondiale migratiestromen. Geef hiervoor twee redenen.
Slide 13 - Question ouverte
In sommige landen beperken overheden de toegang tot sociale media als Facebook, Instagram en YouTube. Geef een reden waarom overheden dat doen.