donderdag 18 februari

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Hausaufgaben den 18. Februar

Maak oef 30 en maak een zin met ich, du, er, sie wir, ihr en Sie in deze volgorde van boven naar beneden.

 En maak oef 31 en 36 (maak een lopende zin)

Ziel heute

*hw gisteren uitgewerkt. Zelf nakijken

*hw vandaag bespreken + kijken of jullie de  vormen goed toepassen na de voorzetsels. Zelf nakijken

* Aussprache ch(s)

*spel van 10/15 min

hw afgelopen week

omdat ik merkte dat het voor sommigen toch nog wel moeilijk was heb ik de antwoorden van 24 t/m 27 uitgewerkt.

stap 1/2/3 (zie de volgende 2 slides) 

Kijk dat zelf aub nog even na.

nakijken 30

1.  Feiere ich bei (+3e) meinem Bruder? m/ein/bei+3e
2. Gehst du ohne (+4e) deine Cousine shoppen? vrl/ein/ohne +4e
3. Geht er mit (+3e) unseren Eltern einkaufen? mv/ein/mit+3e
4. Interessiert sie sich für (+4e) meinen Bruder? m/ein/für + 4e

nakijken 30

1.  Kaufen wir ein- Geschenk für seine Cousine? vrl/ein/für + 4e
2. Besucht ihr ein- Konzert mit ihren Kindern? mv/ein/mit +3e en het meervoud krijgt een extra n achter Kinder
3. Machen Sie einen (lv=4e) Spaziergang ohne eure Freunde? mv/ein/ohne +4e 

nakijken 31

mit+ 3e --> mir pers vnw;      zu+ 3e das verandert naar --> dem;

für +4e --> die blijft -->die;       vrl ond=1e --> die blijft -->die; 

mit +3e --> einer verandert naar -->meiner;

lv=4e --> der verandert naar --> den;   ond=1e das blijft --> das; 

mw=3e dus--> dir pers vnw 

lv=4e --> ein blijft --> ein;         vrl ond=1e --> eine verandert naar --> meine;

rest oef 31 

Tipp is mnl: lv=4e dus antwoord --> einen;

für +4e dus--> mich;    ond=1e dus das blijft --> das; 

Eingang is mnl: bei + 3e dus der wordt --> dem;

für +4e dus --> dich; 

luisteroef 32/33

* verbind de woorden waarvan jij denkt waar ze bij horen

ch (zacht), ch (hard) of chs (x)

spel

Zoek uit wat de volgende woorden betekenen en maak een foto. Die stuur je in teams naar mij. Dan geef ik diegene die het meeste goed heeft (en het snelste is) een vraag bij de volgende toets cadeau die je niet weet. 

10 woorden

1 das Ladegerät                            6 die Bettdecke

2 Gemüse                                        7 der Handgriff

3 das Radiergummi                     8 der Mülleimer

4 Die Dunstabzugshaube         9 der Teller

5 der/die Stiefel                             10 das Klo

Hausaufgaben 3 maart

Ik heb de studiewijzer een beetje aangepast.

maken oef 40 a en b met lidwoord erbij.

+ maken 45/46/47

Voor donderdag ook 48 en 49 en tijdens de les 51/52/53

En DENK AAN DE VLOG ALS DIE ONVOLDOENDE WAS!!!!