Bijwoordelijke bepaling 1hv

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

10 min lezen

Planning voor vandaag

- Korte herhaling zinsdelen

- Uitleg Bijwoordelijke bepaling

- Zelfstandig werken

Wat vind ik als ik de zin vragend maak?

Wat is het onderwerp in de volgende zin:
Op zaterdag moet Cleo altijd turnen.

1. Op zaterdag
2. moet
3. Cleo
4. turnen

Wat is het wg in de volgende zin:
Levi heeft de bus genomen naar zijn werk

1. Levi
2. heeft
3. de bus
4. heeft genomen

Wat is het lijdend voorwerp (lv) in de volgende zin:
Wij hebben boeken geleend uit de kast.

1. Wij
2. hebben geleend
3. boeken
4. uit de kast

Wat is het meewerkend voorwerp (mv) in de volgende zin:
Heeft Max zijn cadeau al aan Lise gegeven?

1. Heeft gegeven
2. Max
3. Zijn cadeau
4. aan Lise

Bijwoordelijke bepaling

ZD §8

Blz. 212 en 213

Bijwoordelijke bepaling 

Afkorting = bwb

Geeft antwoord op de meeste W-vragen: waar, wanneer, waarheen, van wie, waardoor, waarin? En op de hoe-vraag.

Woorden zoals niet, misschien en natuurlijk zijn ook bijwoordelijke bepalingen.

Hoe vind ik de bijwoordelijke bepalingen?

Eigenlijk heel makkelijk!

Zoek alle zinsdelen die je kent: persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp. Nog zinsdelen over? Dat zijn waarschijnlijk de bijwoordelijke bepalingen! En let op: er kunnen meerdere bwb in één zin staan!

Dit zijn bijvoorbeeld aanduidingen van tijd of van plaats in de zin zoals: afgelopen zondag, volgende week, in de supermarkt, op school

Voorbeelden

- Jullie hadden gisteren een toets.

- Wij maken grammatica op onze laptop.

- Hij maakte een pasta volgens het recept.

- In de avond ga ik graag sporten.

- Dat boek is van mijn klasgenootje.

- De peuter pakte snel een snoepje.

Wat is het bwb in de volgende zin:
Het corso vindt plaats in augustus.

1. Het corso
2. vindt
3. plaats
4. in augustus

Wat is de bwb in de volgende zin:
In verband met de drukte zet de NS een extra trein in.

1. In verband met de drukte
2. zet in
3. de NS
4. een extra trein

Wat is de bwb in de volgende zin:
Het gaat misschien regenen...

1. Het
2. gaat
3. misschien
4. regenen

Aan de slag

Huiswerk:

Cursus 5 grammatica

§11 ZD Bijwoordelijke bepaling

Opdracht 2, 3 en 5