N2: 6.1 en 6.2 woordformules en vuistregels

N2: 6.1 en 6.2 
woordformules en vuistregels
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

N2: 6.1 en 6.2 
woordformules en vuistregels

Slide 1 - Diapositive

Rekendoelen
  • Je weet wat een vuistregel is en kunt daarmee rekenen.
  • Je kunt rekenen met korte woordformules.
  • Je kunt rekenen met woordformules waarin meerdere (eenvoudige) bewerkingen voorkomen.

Slide 2 - Diapositive

Op een zorgboerderij worden verspakketten samengesteld met groente en fruit.
Een medewerker kan per uur 20 pakketten vullen.

Met welke woordformule bereken je hoeveel pakketten een medewerker op een dag kan vullen?

Slide 3 - Diapositive

Woordformules
Je kunt een woordformule maken bij een situatie. Als je de woordformule weet, kun je makkelijk dingen uitrekenen. Wat je uit wilt rekenen, staat altijd vooraan.
Voorbeelden van eenvoudige woordformules zijn:

Slide 4 - Diapositive

Jannes heeft een bijbaantje als maaltijdbezorger en 
gebruikt zijn eigen scooter. Hij krijgt € 5 
onkostenvergoeding per dag. Per uur krijgt hij € 6 betaald.
Jannes rekent uit wat hij per dag verdient als 
hij 4 uur op een dag werkt. Hij gebruikt de 
woordformule:

verdient per dag = onkostenvergoeding + 6 × aantal uur

Slide 5 - Diapositive

Jannes heeft een bijbaantje als maaltijdbezorger en gebruikt zijn eigen scooter. Hij krijgt € 5 onkostenvergoeding per dag. Per uur krijgt hij € 6 betaald. Jannes rekent uit wat hij per dag verdient als hij 4 uur op een dag werkt. Hij gebruikt de woordformule:
verdient per dag = onkostenvergoeding + 6 × aantal uur

Slide 6 - Question ouverte

Vuistregels
Een vuistregel is een algemene regel die je in bepaalde gevallen kunt toepassen. Met een vuistregel geef je een benadering, zonder een ingewikkelde berekening te maken.

Bekende vuistregels zijn:
  • Je loopt ongeveer 5 km per uur.
  • Het aantal seconden tussen bliksem en donder gedeeld door 3 is de afstand in kilometer.


Slide 7 - Diapositive

Per dag dat het vriest, is de ijsaangroei 1 cm.

Het ijs op de sloot is 6 cm dik. Hoe dik is het ijs als het nog 6 dagen vriest?
A
6
B
10
C
12
D
15

Slide 8 - Quiz

Per dag dat het vriest, is de ijsaangroei 1 cm.

Het ijs op het Zuidlaardermeer is 6 cm dik. Als het ijs 15 cm dik is, kan er een marathon geschaatst worden. Hoeveel dagen moet het nog vriezen totdat het ijs 15 cm dik is?
A
6
B
9
C
12
D
15

Slide 9 - Quiz

Je hebt een schilder ingehuurd om je appartement te schilderen. De schilder brengt voorrijkosten en uurloon in rekening.

De formule die hierbij hoort is: 

               kosten in € = voorrijkosten + uurloon x werktijd





De voorrijkosten zijn € 30 en het uurloon is € 45. De schilder is 8 uur bezig om je appartement te schilderen.


Hoeveel moet je betalen aan de schilder?

Slide 10 - Diapositive