Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
vgem =
ts
Slide 5 - Diapositive
Samenvattend
Bij een recht evenredig verband tussen twee grootheden geldt:
De grafiek is een rechte lijn door de oorsprong;
Als de ene grootheid 2x zo groot wordt dan wordt de andere grootheid ook 2x zo groot.
De snelheidsformule is:
S = V ∙ t
Slide 6 - Diapositive
oppervlaktemethode
Om de afstand (S) te berekenen kun je gebruik maken van de oppervlakte onder een V,t-diagram. S is dan gelijk aan de oppervlakte onder de grafiek!
Slide 7 - Diapositive
Een wielrenner rijdt met een snelheid van 43 km/h.
Een schaatser rijdt de 500 m in 33 seconden.
Laat met behulp van een berekening zien wie
het snelst gaat.
Een wielrenner rijdt met een snelheid van 43 km/h.
Een schaatser rijdt de 500 m in 33 seconden.
Laat met behulp van een berekening zien wie
het snelst gaat.
gegeven s = 500m t = 33 s
gevraagd v = ?
uitwerking v = s : t
v = 500 : 33
v = 15,15 m/s = 54,55 km/h
Dus de schaatser
Slide 8 - Diapositive
Peter en Wim gaan samen met één auto van Nijmegen naar Amsterdam. Peter rijdt op de heenweg in 1 uur en 20 minuten naar Amsterdam.
Zijn gemiddelde snelheid is daarbij 93 km/h. Terug rijdt Wim in één ruk met constante snelheid rijden van 77,5 km/h.
a)Hoe groot is de afstand Nijmegen – Amsterdam
b) Hoe lang doet Wim over de terugweg?
c) Bereken de gemiddelde snelheid over de hele rit (dus
heen en terug).
Slide 9 - Diapositive
Je loopt met een constante snelheid door de gangen van de school naar de natuurkundeles.
Slide 10 - Diapositive
Je wacht voor een stoplicht. Als het op groen springt, trek je gelijkmatig op tot je vindt dat je hard genoeg gaat. Daarna rijd je met een constante snelheid verder.
Slide 11 - Diapositive
Hoe ziet (v,t)-diagram van een eenparige beweging eruit?
A
horizontale lijn
B
parabool
C
schuine
(horizontale) lijn
D
schuine
(afnemende) lijn
Slide 12 - Quiz
Wat is de formule om gemiddelde snelheid te berekenen
A
snelheid =afstand : tijd
B
snelheid = tijd : afstand
C
tijd = snelheid x afstand
Slide 13 - Quiz
Karin legt met de auto een weg met een afstand van 50km af. De eerste 25km legt zij af met een gemiddelde snelheid van 50km/h. Gedurende de tweede 25km is de gemiddelde snelheid 100km/h. Wat is de gemiddelde snelheid over het hele traject van 50km?
A
67 km/h
B
72 km/h
C
75 km/h
D
83 km/h
Slide 14 - Quiz
Schaatsen
Begin 2013 is Jeremy Wotherspoon wereldkampioen schaatsen op de 500 m sprint met een tijd van 34,03 s. Wat was zijn gemiddelde snelheid in m/s en in km/h
Slide 15 - Diapositive
Hardlopen
Bij hardlopen bestaat de 500 m niet, maar wel de 400 m. Begin 2013 is Michael Johnson wereldkampioen op de 400 m met een tijd van 43,2 s. Wat was zijn gemiddelde snelheid in m/s en in km/h
Slide 16 - Diapositive
Bereken de afgelegde afstand tussen t = 0 en t = 8 s.
240 m
Slide 17 - Diapositive
Bereken de afgelegde afstand tussen t = 0 en t = 60 s.
1050 m
Slide 18 - Diapositive
Marije vertrekt van huis naar school en fietst met een constante snelheid van 15 km/h. Zij doet in totaal 12 minuten over haar ritje en is precies op tijd op school.
a Bereken de afstand tussen het huis van Marije en haar school.
b Wouter, de broer van Marije, zit op dezelfde school. Hij vertrekt 5,0 minuten na zijn zus en fietst met een snelheid van 18 km/h. Wouter komt helaas te laat. Bereken hoeveel minuten hij te laat komt.
c Met welke snelheid zou Wouter hebben moeten fietsen om nog op tijd op school te zijn?
Slide 19 - Diapositive
Trajectcontrole
Op de snelweg A2 geldt op de 40 km tussen Amsterdam en Utrecht een maximumsnelheid van 100 km/h. De snelheid wordt gecontroleerd met automatische trajectcontrole. Om 9:44 wordt een auto door een camera geregistreerd in Amsterdam. Om 10:12 wordt dezelfde auto geregistreerd in Utrecht.
a Bereken de gemiddelde snelheid van de auto en laat zien dat de chauffeur niet bang hoeft te zijn voor een boete wegens te hard rijden.
Slide 20 - Diapositive
Reactie tijd = tijd voordat je rempedaal aanslaat
Reactie afstand = afstand in die tijd afgelegd
Remweg = Afstand dat je eenparig vertraagd
Stopafstand = reactieafstand + remweg
Slide 21 - Diapositive
Bereken de reactie afstand
Een automobilist rijdt met een snelheid van 60 km/h en ziet ineens een kat de weg oversteken. Hij reageert heel snel. Na 0,7 seconde trapt de automobilist op de rem.
Bereken de reactieafstand.
Slide 22 - Diapositive
Sneller rijden
Toename in remweg en reactie afstand.
Stopafstand = area onder (v,t) diagram
Slide 23 - Diapositive
De remweg
Tijdens het remmen legt de auto nog wel een bepaalde afstand af.
De beginsnelheid is de snelheid op het moment dat de auto begint te remmen.
Slide 24 - Diapositive
De beginsnelheid
De snelheid op het moment dat de auto begint
te remmen. Hoe groter de beginsnelheid, des te
langer de remweg.
Slide 25 - Diapositive
Slide 26 - Vidéo
De reactietijd
De tijd tussen zien en reageren.
Tussen de 0,7 en 1,0 seconde, maar als je niet oplet of vermoeid bent, reageer je een stuk langzamer.