3: Grammatica en spelling (K3)

1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

GELEERD


- Je weet wat een samengestelde zin is

- je kunt de persoonsvormen en onderwerpen in samengestelde zinnen vinden

samengestelde zinnen

Slide 2 - Diapositive

Zinnen met twee of meer persoonsvormen zijn samengestelde zinnen.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz

Op de persoonsvormen in een samengestelde zin te vinden, doe je de...
A
vraagproef
B
tijdproef

Slide 4 - Quiz

Is de volgende zin een samengestelde zin?

Sanne had haar oppaskindje graag mee willen nemen naar het zwembad.
A
ja
B
nee

Slide 5 - Quiz

Is de volgende zin een samengestelde zin?

De gewonde hond heeft met zijn luide, klaaglijke gejank de aandacht van de rondfietsende politieagent getrokken.
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quiz

Is de volgende zin een samengestelde zin?

Joost ging naar het centrum en daar kocht hij
een nieuwe spijkerbroek.
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quiz

Is de volgende zin een samengestelde zin?

Als je op vakantie gaat, moet je de ramen en deuren van je huis goed afsluiten.
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quiz

Schrijf de twee persoonsvormen van de zin op.

Sem had zijn huiswerk voor Duits niet gemaakt, omdat hij het afgelopen weekend moest werken.

Slide 9 - Question ouverte

Schrijf de twee onderwerpen van de zin op.

Sem had zijn huiswerk voor Duits niet gemaakt, omdat hij het afgelopen weekend moest werken.

Slide 10 - Question ouverte

Schrijf de twee persoonsvormen van de zin op.

Als je te hard op de snelweg rijdt, word je soms geflitst.

Slide 11 - Question ouverte

Schrijf de twee onderwerpen van de zin op.

Als je te hard op de snelweg rijdt, word je soms geflitst.

Slide 12 - Question ouverte

Slide 13 - Diapositive

HERHALING


- Je kunt hoofdletters en leestekens goed gebruiken

- Je kunt samenstellingen goed schrijven


hoofdletters, leestekens en samenstellingen

Slide 14 - Diapositive

SAMENSTELLINGEN

Soms zijn woorden gemaakt door 
twee of meer andere woorden 
aan elkaar te schrijven.

Slide 15 - Diapositive

+
=
fiets + zaal = fietszaal

Slide 16 - Diapositive

+
=
tanden + borstel = tandenborstel

Slide 17 - Diapositive

+
=
vier+ sterren + hotel = viersterrenhotel
+

Slide 18 - Diapositive

SAMENSTELLINGEN
Het tweede deel van een samenstelling 
is het belangrijkst, 
want dat bepaalt de betekenis.

hotelkamer = een kamer in een hotel

Slide 19 - Diapositive

Elke dinsdag wordt het ___ opgehaald.
A
huis vuil
B
huisvuil

Slide 20 - Quiz

Bah, wat is dit ___!
A
huis vuil
B
huisvuil

Slide 21 - Quiz

Leon moest invallen voor zijn zieke ___.
A
team genoot
B
teamgenoot

Slide 22 - Quiz

Het hele ___ van de wedstrijd.
A
team genoot
B
teamgenoot

Slide 23 - Quiz

WEL hoofdletters

- aan het begin van een zin

- bij namen: Kimberley, Feiya

- bij aardrijkskundige namen: Etten-Leur, Rucphen, Nederland

- bij woorden die afgeleid zijn van namen: Engels, Bredase

- bij straatnamen: Trivium, Stationsstraat, Parklaan

- bij merknamen van producten: Lays, Mercedes, Wicky

- bij namen van bedrijven: Praxis, Xenos, Lidl


Slide 24 - Diapositive

GEEN hoofdletters

- bij namen van dagen: vrijdag, maandag, woensdag

- bij namen van maanden: januari, mei, juli

- bij namen van seizoenen: lente, zomer, herfst, winter

- bij namen van windstreken: noorden, zuiden, oosten

Slide 25 - Diapositive

De ____ is een typische zangvogel die zich vooral 's ochtends laat horen.
A
merel
B
Merel

Slide 26 - Quiz

Morgen gaan ___ en ik skiën in Winterberg.
A
merel
B
Merel

Slide 27 - Quiz

Ik kreeg een mooie rode ____ als blijk van waardering.
A
roos
B
Roos

Slide 28 - Quiz

Zullen we die grote ___ maar snel verbinden, voordat er bacteriën in komen?
A
jaap
B
Jaap

Slide 29 - Quiz

LEESTEKENS
- aan het eind van een zin
- aan het eind van een vraagzin
- aan het eind van een zin met extra nadruk
- tussen twee persoonsvormen / tussen delen van een opsomming / na een naam of uitroep aan het begin van een zin / vóór verbindingswoorden
PUNT
VRAAGTEKEN
UITROEPTEKEN
KOMMA

Slide 30 - Question de remorquage

HUISWERK

1. Huiswerk voor vandaag eerst afmaken


2. Boek: Opdracht 8 en 9 (blz. 106)


3. Oefenboek: Opdracht 4 en 8 (blz. 43 en 44)

4. LessonUp: Maak 'persoonsvorm in samengestelde zinnen'

Slide 31 - Diapositive