TL 2 formatieve toets hoofdstuk 4

Formatieve toets 


TL 2  Hoofdstuk 4 

1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Formatieve toets 


TL 2  Hoofdstuk 4 

Slide 1 - Diapositive

Onderverzekerd

Als een huis of inboedel onderverzekerd is, is de werkelijke waarde  van het huis of van de inboedel hoger dan de verzekerde waarde. De verzekeraar betaalt dan niet
het volledige schadebedrag uit.

Het bedrag dat uitgekeerd wordt staat in verhouding met het bedrag dat onderverzekerd is.

Slide 2 - Diapositive

Als een huis of inboedel oververzekerd is, is de werkelijke waarde van de inboedel of woning lager dan de verzekerde waarde. De verzekeraar betaalt dan het volledige schadebedrag uit maar niet meer. 


Oververzekerd

Slide 3 - Diapositive

De bonus-malus ladder
Pak pagina 112 van het boek er bij

Een bonus malus ladder is een overzicht van de no-claim korting die je krijgt bij een motorvoertuigverzekering.

Slide 4 - Diapositive

Bonus-malusladder

Slide 5 - Diapositive

Deze formatieve toets is bedoeld om te meten hoeveel kennis je hebt van hoofdstuk  4. 

Slide 6 - Diapositive

WA- Verzekering
Allriskverzekering

Ik heb met mijn scooter de spiegel van een auto eraf gereden. 

Slide 7 - Question de remorquage

AVP
Inboedelverzekering
Opstalverzekering
WA-verzekering
Cascoverzekering
Allriskverzekering
Zorgverzekering
Schade aan je eigen voertuig
Schade aan iemand anders z'n spullen (zonder opzet)
Schade aan de binnenkant van de woning
Schade aan eigen en andermans voertuig
Schade aan buitenkant woning
Vergoeding zorgkosten
Schade aan andermans voertuig

Slide 8 - Question de remorquage

WA- Verzekering
Allriskverzekering

Ik heb met mijn scooter de spiegel van een auto eraf gereden. 

Slide 9 - Question de remorquage

Verzekeringsmaatschappijen of verzekeraar
Polis
Polisvoorwaarden
Premie

Slide 10 - Question de remorquage

het bedrag waarvoor je verzekerd bent
Polis
polisvoorwaarden
Dekking
Schriftelijke overeenkomst
Rechten en plichten 

Slide 11 - Question de remorquage

James Jones heeft in 2012 een huis gekocht voor € 200.000. Hij heeft deze aankoop gefinancierd met eigen geld en met een lineaire hypotheek van € 180.000 met een looptijd van 30 jaar.

a Welk bedrag lost hij elk jaar af?

Slide 12 - Question ouverte

Leg duidelijk het verschil uit tussen een annuïteiten hypotheek en een lineaire hypotheek. Vertel het in je eigen woorden (dus niet overnemen uit het boek of van internet). Je kunt het eventueel verduidelijken met een tekening.

Slide 13 - Question ouverte

Je wilt een huis kopen van € 315.000. Je sluit een lineaire hypotheek af tegen een rente van 2,6% en een looptijd van 30 jaar.

A) Bereken de maandelijkse aflossing.
B) Bereken de rente in het 21e jaar.

Slide 14 - Question ouverte

7a. Je wilt een huis kopen van € 315.000. Je sluit een lineaire hypotheek af tegen een rente van 2,6% en een looptijd van 30 jaar.

Bereken de maandelijkse aflossing.


Slide 15 - Question ouverte

Zet het juiste begrip bij de omschrijving (er blijven twee begrippen over). 

1) Betaling voor je verzekering 


2) Het afdekken van een risico



3) Verzekeringsovereenkomst 


4) Gebeurtenis waarvan je niet 
zeker weet of het gebeurt




Krediet
Polis
AVP
Verzekeren
Premie
Onzeker voorval

Slide 16 - Question de remorquage

Lees de onderstaande zinnen en geef aan of ze juist of onjuist zijn.
Juist 
Onjuist 
1) De zorgverzekering is verplicht voor Nederlanders die in het buitenland wonen. 
2) Een behandeling in het ziekenhuis valt onder de basisverzekering.
3) Met een basisverzekering kun je onbeperkt gebruik maken van fysiotherapie.
4) Wie geen zorgverzekering afsluit, overtreedt de wet. 

Slide 17 - Question de remorquage

Waaruit bestaan de verzekeringskosten in het eerste jaar?
A
Assurantiebelasting, eigen risico en poliskosten
B
Assurantiebelasting, eigen risico en premie
C
Assurantiebelasting, poliskosten en premie
D
Eigen risico, poliskosten en premie

Slide 18 - Quiz

Tegen welke waarde ben je verzekerd bij de opstalverzekering?
A
Nieuwwaarde
B
Herbouwwaarde
C
Vernieuwbouwwaarde
D
Overwaarde

Slide 19 - Quiz

Laurens heeft een inboedel ter waarde van €15.000,-. Zijn inboedelverzekering is €5.000,-. Laurens heeft een schade van €4.000,- aan zijn spullen. Wat is het bedrag aan schadeuitkering wat Laurens van de verzekeraar krijgt?

Slide 20 - Question ouverte

Alita heeft een haar rijbewijs gehaald en koopt voor €900 een kleine volkswagen uit 1995. Volgens haar vader hoeft ze alleen maar een WA-verzekering af te sluiten en geen cascoverzekering.

Ben jij het met de vader van Alita mee eens? Leg uit waarom wel/niet

Slide 21 - Question ouverte

Welk begrip past bij de volgende omschrijving: "Een bijdrage van de overheid om tegemoet te komen in de kosten van de zorgverzekering."
A
Eigen risico
B
No-claim
C
Nominale premie
D
Zorgtoeslag

Slide 22 - Quiz

Leg uit wat het verschil is tussen een basisverzekering en een aanvullende verzekering.

Slide 23 - Question ouverte

Je kunt je tegen veel ..(1).. verzekeren bij een ..(2).. Degene die de verzekering afsluit is de ..(3)..

Slide 24 - Question ouverte

Een verzekeraar krijgt vier schadeclaims van verzekerden met een inboedelverzekering. De schade-experts van de verzekeraar taxeren de waarde van de inboedel en ze nemen de schade op (afb. 49).

Bij wie van deze vier verzekerden is er sprake van oververzekering? En bij wie is er spake van onderverzekering?

Slide 25 - Question ouverte