HS1, grammatica, hv2p, 16-09-2020

Welkom

Wat heb je vandaag nodig?
Je leesboek, boek voor Nederlands, een schrift en een pen.

Heb je dit voor je?
Wees stil, dan kunnen we snel beginnen :) 
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom

Wat heb je vandaag nodig?
Je leesboek, boek voor Nederlands, een schrift en een pen.

Heb je dit voor je?
Wees stil, dan kunnen we snel beginnen :) 

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we vandaag doen?
11.25 - 11.35 - Lezen in leesboek
11.35 - 11.40 - Wat weet je nog?
11.40 - 11.50 - Huiswerk bespreken
11.50  - 12.10 - Samen/zelf aan de slag 









Slide 2 - Diapositive

Lezen in leesboek
10 minuten in stilte lezen in je eigen gekozen leesboek

Slide 3 - Diapositive

Wat weet je nog?
Pers. vnw, bez. vnw, wederkerend vnw en wederkerig vnw, hebben we de vorige les behandeld. Wie kan uitleggen wat welk voornaamwoord is? En wat hebben ze met elkaar gemeen?

Slide 4 - Diapositive

Huiswerk bespreken
opdracht 13 en 14 (blz. 22)

Slide 5 - Diapositive

KEUZE A

- Je maakt samen met mij opdracht 16
- Je leert de woordsoorten beter begrijpen
-Je leert van elkaar
- Je maakt als huiswerk opdracht 1 en 2 van HS.2 (blz. 72)


KEUZE B

- Je maakt zelf (in stilte) opdracht 16 
- Je begrijpt al goed hoe je de woordsoorten kan begrijpen
-Klaar? begin met hs 2. opdracht 1 en 2 (blz. 72)

Slide 6 - Diapositive

Opdracht 16
1. Beloof je mij bij de goede bushalte uit te stappen?

2. Pas je je altijd aan elkaar of ook aan anderen aan?

3. Blesseerde hij jou tijdens de laatste wedstrijd?



Slide 7 - Diapositive

Opdracht 16
4. De leraar Frans vergist zich altijd in onze namen
.

5. Wanneer hebben jullie je aan elkaar voorgesteld?

6. Waarom passen wij ons niet gewoon aan jullie regels aan?

Slide 8 - Diapositive

De woordsoorten die je tot nu toe kent zijn:
  1. lw --> de, het, een
  2. znw --> mensen, dieren, dingen of planten
  3. bnw --> zegt iets over znw (mooie, fantastische)
  4. vz --> gebruik de kast, (in, op, voor, achter, binnen, naast etc)
  5. zww --> belangrijkste ww in de zin
  6. hww --> ww in de zin dat je kan weglaten
  7. pers. vnw --> verwijst naar een persoon (hij, ik, jij, wij etc)

Slide 9 - Diapositive

Grammatica woordsoorten

Slide 10 - Diapositive

Grammatica woordsoorten


Wederkerig voornaamwoord
 is elkaar

Slide 11 - Diapositive

Even oefenen
Schrijf alle persoonlijke, bezittelijke, wederkerende en wederkerige  voornaamwoorden op. Schrijf er ook achter welk voornaamwoord het is. 

1. Ik erger me aan die vreselijke stem van haar. 
2. Hij heeft ervoor gezorgd dat zij elkaar weer vaker zien.
3. De man verslikte zich in een slok koffie.
4. Hij heeft ons verslag nog niet doorgelezen.
5. Mijn docent geeft ons veel vaker onverwachte toetsen dan die van jullie. 
timer
7:00

Slide 12 - Diapositive

Zelfstandig werken
Wat? Opdracht 13 en 14 (blz. 24 en 25) 
Hoe? Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
Tijd? Je hebt hier twintig minuten de tijd voor
Hulp? Vraag eerst je buurman/buurvrouw. Daarna steek je je hand omhoog, dan beantwoord ik je vraag. 
Klaar? Maak opdracht 16 (blz. 26) ook. Ook klaar? Probeer opdracht 17 als je van een uitdaging houdt op blz. 26 ;) 

timer
10:00

Slide 13 - Diapositive

Uitleg grammatica
Bijvoeglijke bepaling (BVB) - is geen zinsdeel maar een deel van een ander zinsdeel: De bijvoeglijke bepaling noemt een bijzonderheid, kenmerk of een eigenschap van een zelfstandig naamwoord (zn). Kan voor of achter een zn staan. Als de bvb achter het zn staat, begint het met een voorzetsel. (Het zijn meetsal bijvoegelijke naamworden of bezittelijke voornaamwoorden en woordgroepen die beginnen met van) 

De hele zaal was ontroerd door de prachtige uitvoering.
Mijn tante zorgt voor de kat van de buren.

Slide 14 - Diapositive

Wat is het verschil tussen een bijvoeglijke en bijwoordelijke bepaling?

Slide 15 - Diapositive

Wat is het verschil tussen een bijvoeglijke en bijwoordelijke bepaling?


Een bijvoeglijke bepaling maakt deel uit van een zinsdeel, het hoort bij een zelfstandig naamwoord.

Een bijwoordelijke bepaling is een zinsdeel. Je kan het in de zin verplaatsen. 

Slide 16 - Diapositive

Opdracht 6, 7 en 9 (blz. 21)
Opdrachten bespreken

Doe goed mee!

Door samen te doen leer je beter hoe werkt!

Slide 17 - Diapositive

Zelf aan de slag!
Noteer: wwg, ow, lv, mw, bwb en bvb. 

1. De luie kat heeft de hele dag op een rode stoel gezeten. 
2. 
2. De eigenaren van de webwinkel verkopen aan hun klanten graag een extra artikel.
3. Victoria stond tijdens haar spreekbeurt voor het beeldscherm. 
4. Vrienden en familie geven Sybren allerlei handige tips.
5. Gister heb ik voor mijn zus de National Geographic gekocht. 

Klaar? --> Maak opdracht 1 op blz. 19 

Slide 18 - Diapositive

Welke zinsdelen van grammatica kennen we tot nu toe?
  • PV : ww in de zin dat verandert als je de zin in een andere tijd zet
  • WWG : alle werkwoorden in een zin
  • OW : wie/wat + gezegde?
  • LV : wie/wat + gezegde + ow?
  • MV: aan wie/ voor wie + wwg + ow + lv?
  • BWB: Geeft aan waarom/wanneer/waar. etc iets gebeurt. 

Slide 19 - Diapositive

Samenstellingen en afleidingen

Een samenstelling --> door twee bestaande woorden samen te voegen
( room + ijs --> roomijs, lange + termijn + planning --> langetermijnplanning)

Een afleiding --> maak je door een voor- of achtervoegsel aan een grondwoord toe te voegen. (beleefd + heid --> beleefdheid, her + ontdekken --> herontdekken)



Slide 20 - Diapositive

Lesafsluiting


Huiswerk voor donderdag 27-08: opdracht 6, 8 (blz. 34 en 35) + opdracht 1 (blz. 84)

Slide 21 - Diapositive

Homoniem en homofoon
Homoniem --> een woord dat meerdere betekenissen heeft.
Bank (meubel om op te zitten) Bank (instelling die geld opslaat)

Homofoon --> twee woorden die hetzelfde klinken, maar anders geschreven worden
Pijl (langwerpig puntig voorwerp) Peil (Maatstaf)

Slide 22 - Diapositive

Opdracht homofonen
Op het formulier dat jullie krijgen is het de bedoeling dat je het juiste woord in de zin invult. Je noteert de antwoorden in je schrift. 
Als titel gebruik je: Opdracht homofonen. 

Klaar? Maak opdracht 3 (blz. 34) + opdracht 4 (blz. 35)
Dit wordt het huiswerk namelijk ;) 
timer
15:00

Slide 23 - Diapositive

Opdracht bespreken
Opdracht homofonen

Schrijf mee



Slide 24 - Diapositive