havo 2 Nederlands periode 2 Grammatica: werkwoorden in samengestelde zinnen.

Nederlands havo 2 periode 2: 
Agenda: 

1. Binnen = Beginnen:  Opdrachten/huiswerk maken 
2. Instructie telwoorden en stappenplan
3. Zelfstandig werken (huiswerk)
5. Afsluiting
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Nederlands havo 2 periode 2: 
Agenda: 

1. Binnen = Beginnen:  Opdrachten/huiswerk maken 
2. Instructie telwoorden en stappenplan
3. Zelfstandig werken (huiswerk)
5. Afsluiting

Slide 1 - Diapositive

Nederlands havo 2 periode 2: 
Binnen = Beginnen 

- Jas uit en in je kluis
- Telefoon in de telefoontas
- Tassen op de grond
- Boeken en schrift op tafel
- Aan de slag: 

Maak opdracht 1 t/m 3 (blz. 150/151)
Maak opdracht 1 t/m 3 (blz. 148-149) 
Maak opdracht 1 t/m 3 (blz. 180-181)
Maak opdracht 4 (blz. 181)

    
timer
15:00

Slide 2 - Diapositive

Maak een zin met daarin een onbepaald en een bepaald hoofdtelwoord.

Slide 3 - Question ouverte

Maak een zin met daarin een onbepaald rangtelwoord en een bepaald rangtelwoord.

Slide 4 - Question ouverte

Stappenplan grammatica zinsdelen & woordsoorten door elkaar. 
Ontleed de volgende zin volledig in zinsdelen en daarna in woordsoorten. Volg het stappenplan. 


1. Eigenlijk is mijn wollen winterjas van vorig jaar veel te krap. 


2. Leek die buschauffeur niet erg nieuwsgierig? 

Slide 5 - Diapositive

Bespreken: opdracht 3 (blz. 89)
Noteer van de zinnen pv, ow en wg of ng. 

1. Over de resultaten van de ploeg was de coach niet tevreden. 

2. Gelukkig is mijn kleine broertje nog nooit van de trap gevallen. 

6. In september is mijn zusje Judy voor de vierde keer moeder geworde. 


Slide 6 - Diapositive

Samengestelde zinnen
Samengestelde zinnen zijn enkelvoudige zinnen die bij elkaar gevoegd zijn.

Zinnen met twee of meer persoonsvormen noem je samengestelde zinnen.

Slide 7 - Diapositive

Voorbeelden
Leroy (niet) zakte door het ijs, omdat het nog (niet) te dun was. 
 
Hoofdzin + Bijzin 
 
 
Pim (niet) stond nog op het perron, terwijl wij al (niet) in de trein zaten. 
 
Hoofdzin + bijzin 

Slide 8 - Diapositive

Samengestelde zinnen:

Slide 9 - Diapositive

hoofdzin/bijzin

Toen Joseph wegrende, gingen de andere jongens hem achterna.



Persoonsvorm
Persoonsvorm
Onderwerp
Onderwerp

Slide 10 - Diapositive

HOOFDZIN + HOOFDZIN

Twee hoofdzinnen kun je aan elkaar verbinden met een nevenschikkend voegwoord.

Dit zijn: en, want, maar en of.
HOOFDZIN + BIJZIN

Een hoofd- en een bijzin kun je aan elkaar verbinden met een onderschikkend voegwoord.

Er zijn veel onderschikkende voegwoorden, zoals: omdat, zodat, doordat, als, dan, hoewel, tenzij, terwijl, toen, of.

Slide 11 - Diapositive

Hoofdzin + bijzin
     Ik       wil      morgen     huiswerk   bij jou    maken,
     omdat
     ik      de sommen      niet  snap.
v
oe
g
woord
onderwerp
wat?
ontkenning
persoonsvorm

Slide 12 - Diapositive

Bespreken: opdracht 3 (blz. 181)
Benoem de werkwoorden in de volgende zinnen. 

1. Hoewel Noël zenuwachtig was voor de rapwedstrijd, maakte ze geen fouten. 

2. Deze tekst lijkt me ongeschikt voor je werkstuk, want de informatie is eenzijdig. 

3. Weten jullie nog dat we in Haamstede een hut hadden gebouwd en dat die de volgende dat alweer was gesloopt. 

Slide 13 - Diapositive

Zelfstandig werken
- Nakijken (nakijkboekje of ELO)
- Afmaken verhalenbundel (scrumteam)

Huiswerk volgende les: 
Maak opdracht 1 t/m 3 (blz. 150/151)
Maak opdracht 1 t/m 3 (blz. 148-149)
Maak opdracht 1 t/m 3 (blz. 180-181)

 

timer
1:00

Slide 14 - Diapositive

Stappenplan grammatica zinsdelen

 
1. persoonsvorm(en) vinden (pv) - tijdproef
2. Samengestelde zin? zinnen splitsen en voor beide zinnen de volgende stappen zetten. 
2. Zinsdelen benoemen en strepen zetten - een zinsdeel kan in zijn geheel voor de pv's. 
3. onderwerp benoemen (wie/wat + pv = ow)
4. Het gezegde benoemen (wg/ng)
5. Het lijdend voorwerp benoemen (wie/wat + wg + ow =lv)
6. Het meewerkend voorwerp benoemen (aan wie + gezegde + ow + lv = mv)
7. Het voorzetselvoorwerp benoemen. (vast voorzetsel & figuurlijk bedoeld?)
8. De bijwoordelijke bepalingen benoemen (wanneer? waar? waarom? hoe?, etc...)

Slide 15 - Diapositive

Zelfstandig werken
- Nakijken (nakijkboekje of ELO)
- Afmaken verhalenbundel (scrumteam)

Huiswerk volgende les: 
Maak opdracht 1 t/m 3 (blz. 150/151)
Maak opdracht 1 t/m 3 (blz. 148-149)
Maak opdracht 1 t/m 3 (blz. 180-181)
Maak oppdracht 4 (blz. 181)

 

timer
1:00

Slide 16 - Diapositive